VCA - Examenvragen Hoofdstuk 2 Veilig werken en beheersen van incidenten

Basisveiligheid VCA
Examenvragen
Hoofdstuk 2 - Veilig werken en beheersen van incidenten
Scan de QR code en voer je naam in
1 / 27
next
Slide 1: Slide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Basisveiligheid VCA
Examenvragen
Hoofdstuk 2 - Veilig werken en beheersen van incidenten
Scan de QR code en voer je naam in

Slide 1 - Slide

Bij een ongeval met ernstig letsel let je als eerste op je eigen veiligheid.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 2 - Quiz

De achtergrondoorzaak van ongelukken op het werk ligt soms in de privésfeer van werknemers.


A
Waar
B
Niet waar

Slide 3 - Quiz

Een bedrijfsnoodplan bestaat uit 3 fasen.


A
Waar
B
Niet waar

Slide 4 - Quiz

Een goede planning helpt ongevallen voorkomen.


A
Waar
B
Niet waar

Slide 5 - Quiz

Een incident is een ongeval zonder schade of letsel.


A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quiz

Een LMRA wordt uitgevoerd door veiligheidsdeskundigen.


A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quiz

Een risicobron is mentaliteit en gedrag.


A
Waar
B
Niet waar

Slide 8 - Quiz

Om directe oorzaken van ongevallen te voorkomen gebruiken we wij als eerste PBM’s.


A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quiz

Persoonlijke hygiëne, orde en netheid zijn belangrijke factoren bij het voorkomen van ongevallen.

A
Waar
B
Niet waar

Slide 10 - Quiz

Risico = Gevaar x Effect


A
Waar
B
Niet waar

Slide 11 - Quiz

Veiligheid is het onbewust nemen van aanvaardbare risico’s.


A
Waar
B
Niet waar

Slide 12 - Quiz

Wanneer er iets mis is met de werknemer in een besloten ruimte gaat de mangatwacht direct naar hem toe.


A
Waar
B
Niet waar

Slide 13 - Quiz

De reden dat mensen fouten maken heeft te maken met:

A
Niet kunnen, niet willen, niet mogen.
B
Niet willen, niet weten, niet kunnen.
C
Niet weten, niet mogen, niet willen.

Slide 14 - Quiz

Je hebt vanmorgen medicijnen geslikt waarvan je duizelig wordt. Ook wordt hierdoor het reactievermogen minder. Aan het begin van de dag krijg je een werkvergunning. Wat moet je doen, voordat je met het werk begint.
A
De huisarts om andere medicijnen vragen.
B
Naar de bedrijfsarts gaan.
C
Het medicijngebruik aan je leidinggevende melden.

Slide 15 - Quiz

Wat is een voorbeeld van een maatregel om een risico bij de bron aan te pakken?


A
Een machine gebruiken met een zo laag mogelijk geluidsniveau.
B
Oordoppen aan werknemers geven.
C
Een machine afschermen met geluidsisolerend materiaal.

Slide 16 - Quiz

Wat is een voorbeeld van veilig gedrag op de werkplek?

A
Altijd gehoorbescherming dragen.
B
Anderen aanspreken op onveilige handelingen.
C
Nooit gebruik maken van gevaarlijke stoffen.

Slide 17 - Quiz

Wat moet een werknemer doen als een beveiliging het werktempo nadelig beïnvloedt?


A
De beveiliging niet verwijderen en op de juiste wijze gebruiken.
B
De beveiliging zelf tijdelijk buiten werking stellen.
C
De beveiliging door de technische dienst laten verwijderen.

Slide 18 - Quiz

Welke bewering is juist?


A
Een LMRA moet je aan het einde van het werk doen.
B
Een LMRA is het controleren van de veiligheid op de werkplek.
C
Een LMRA is niet nodig als er een taak-risico-analyse beschikbaar is.

Slide 19 - Quiz

Welke formule is juist?


A
Kans = Risico x Effect
B
Effect = Kans x Risico
C
Risico = Kans x Effect

Slide 20 - Quiz

Je rijdt op een vorkheftruck naar het magazijn. Bij het binnenrijden bots je tegen een collega. Hij valt en blijft liggen. Hij is niet meer aanspreekbaar. Wat moet je als eerste doen?

A
Direct noodhulp alarmeren.
B
Je collega geruststellen en de chef bellen.
C
Je zegt je collega dat hij de chef moet bellen.

Slide 21 - Quiz

Waar moet je bijna-ongevallen melden?

A
Bij de afdeling personeelszaken.
B
Bij de direct leidinggevende.
C
Bij de inspectie SZW

Slide 22 - Quiz

Waardoor worden de meeste ongevallen veroorzaakt?
A
Door menselijk falen.
B
Door slechte werkplekomstandigheden.
C
Door gebrekkig onderhoud van gereedschap.

Slide 23 - Quiz

Wat betekent dit bord?


A
Verzamelplaats
B
Plaats van de nooduitgang.
C
Evacuatieweg

Slide 24 - Quiz

Welke ongevallen moeten worden geregistreerd?


A
Ongevallen met verzuim.
B
Alle ongevallen.
C
Ongevallen met ernstig letsel.

Slide 25 - Quiz

Bert werkt op een bedrijfsterrein. Bert is alleen aan het werk en er is veel geluid. Hij denkt dat hij het alarmsignaal voor een gasalarm hoort. Hij is daar niet zeker van. Wat moet Bert doen?

A
De baas bellen en vragen of hij door kan werken.
B
Direct naar de verzamelplaats gaan.
C
De meldkamer bellen en vragen of er alarm is gemaakt.

Slide 26 - Quiz

Einde

Slide 27 - Slide