Katheteriseren

Urine die achterblijft in de blaas
noem je ......
A
retentie
B
residu
C
mictie
D
sediment
1 / 23
next
Slide 1: Quiz
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 3

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Urine die achterblijft in de blaas
noem je ......
A
retentie
B
residu
C
mictie
D
sediment

Slide 1 - Quiz

Het antidiuretisch hormoon (ADH)

A
bevordert de filtratie van het bloed
B
zorgt voor meer urineproductie
C
bevordert de resorptie van water in de nieren
D
zorgt voor samen trekken van de blaas

Slide 2 - Quiz

waardoor kunnen ouderen ongemerkt een negatieve vochtbalans krijgen?
A
men vergeet te drinken
B
dorstgevoel is minder bij ouderen
C
minder behoefte aan vocht
D
door een mindere fijne motoriek

Slide 3 - Quiz

De huidspanning of turgor is een belangrijke indicator om een indruk te krijgen van de mate van uitdroging.
A
waar
B
niet waar

Slide 4 - Quiz

De blaas bevat onder normale omstandigheden tussen de ... en ....milliliter urine.
A
200-400
B
300-600
C
300-500
D
200-600

Slide 5 - Quiz

waarom moet iemand met een blaasontsteking vaak plassen?

Slide 6 - Open question

wat kan de oorzaak zijn van nycturie?
A
hartfalen
B
C2H5OH
C
ontregelde DM
D
alle drie de antwoorden

Slide 7 - Quiz

Wat is een indicatie voor het inbrengen van een blaaskatheter?

Slide 8 - Open question

Wanneer mag je geen blaaskatheter plaatsen?

Slide 9 - Open question

Welke complicaties kunnen voorkomen?
A
hematurie, blaaskrampen,
B
lekkage, katheterobstructie
C
UWI
D
AB&C

Slide 10 - Quiz

blaasspoelen doe je...:
A
1 x per week
B
nooit
C
bij obstructie
D
bij blaasontsteking

Slide 11 - Quiz

SUPRAPUBISCHE KATHETER

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

Wat is een indicatie voor een suprapubisch katheter?
A
vernauwing van de urethra
B
inbrengen verblijfskatheter lukt niet
C
terugkerende urineweginfecties
D
alle antwoorden zijn juist

Slide 14 - Quiz

Na zes weken is er een fistel naar de blaas ontstaan (SP-katheter)
A
waar
B
niet waar

Slide 15 - Quiz

Een fistel naar de blaas (door suprapubische katheter) sluit
A
in een half uur
B
binnen 1-6 uur
C
moet gehecht worden
D
binnen 12 uur

Slide 16 - Quiz

De verzorging van de insteekopening van een SP kan gewoon met water en een washand
A
waar
B
niet waar

Slide 17 - Quiz

Welke complicaties ken je bij en na het inbrengen van een SP?

Slide 18 - Open question

Wat zijn de voordelen van een suprapubische katheter?

Slide 19 - Open question

Voordelen suprapubische katheter
  • Minder kans op urineweginfecties
  • Geen irritatie/beschadiging van de urethra
  • Minder kans op blaaskramp
  • Minder hinderlijk bij seksuele activiteit
  • Overstap naar zelfstandig urineren is makkelijker

Slide 20 - Slide

Hoe vaak moet een suprapubische katheter verwisseld worden?
A
Elke 3 maanden
B
Elke 8 tot 12 weken
C
Jaarlijks
D
Maandelijks

Slide 21 - Quiz

Wat zijn mogelijke contra-indicaties voor een suprapubische katheter?
A
Actieve infectie in de buikwand
B
Bloedingsstoornissen
C
Hoge bloeddruk
D
A & B

Slide 22 - Quiz

Waarom moet een nieuwe suprapubische katheter binnen 1 - 6 uur opnieuw worden ingebracht?
A
Anders groeit de fistel dicht
B
Anders komen er bacteriën in de blaas
C
Anders kan de zorgvrager niet plassen
D
Alle antwoorden zijn goed

Slide 23 - Quiz