H3.3 De verzorgingsstaat

H3.3 : De verzorgingsstaat

Op weg naar de verzorgingsstaat (blz. 110)

 opdrachten 1 t/m 4
1 / 43
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 3

This lesson contains 43 slides, with text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

H3.3 : De verzorgingsstaat

Op weg naar de verzorgingsstaat (blz. 110)

 opdrachten 1 t/m 4

Slide 1 - Slide

Wat gaan we doen?
1. twee korte filmpjes over de verzorgingsstaat 
2. Nakijken opdrachten 1 t/m 4
3. Opschrijven leerstof (hwk) volgende lessen



Vergeet de praktische opdracht niet!
Inleverdatum: 24 januari 2025

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Slide 4 - Video

Opdracht-1
Zet de volgende gebeurtenissen in de juiste volgorde, van vroeger naar later.
A Adolf Hitler komt aan de macht.
B Duitsland wordt hard geraakt door de economische crisis.
C Nederland krijgt voor het eerst een socialistische minister-president.
D Nederland wordt bezet door de Duitsers.
E Willem Drees begint met het opbouwen van een verzorgingsstaat.
De juiste volgorde is: 
  • B, A, D, C, E.

Slide 5 - Slide

Opdracht-1
Zet de volgende gebeurtenissen in de juiste volgorde, van vroeger naar later.
A Adolf Hitler komt aan de macht (1933).
B Duitsland wordt hard geraakt door de economische crisis (1929).
C Nederland krijgt voor het eerst een socialistische minister-president (1948).
D Nederland wordt bezet door de Duitsers (1940).
E Willem Drees begint met het opbouwen van een verzorgingsstaat (1947).
De juiste volgorde is: 
  • B, A, D, E, C.

Slide 6 - Slide

Opdracht-2a
Leg uit waarom de crisis en de Tweede Wereldoorlog ervoor zorgden dat Drees een verzorgingsstaat wilde opbouwen. Doe het zo:
Tijdens de crisis voelden mensen zich vernederd of ontevreden.
In Duitsland had de crisis als gevolg dat mensen hun vertrouwen verloren in de regering en de democratie.
Door de verzorgingsstaat wilde Drees voorkomen dat dit in Nederland ook
zou gebeuren.

Slide 7 - Slide

Opdracht-2b
De regering-Colijn wilde weinig overheidssteun aan armen geven, de regering-Drees juist veel. Verklaar dat verschil. Doe het zo:
De regering-Colijn was confessioneel, maar de regering-Drees was 
  • (ook) socialistisch.
De regering-Colijn had weinig inkomsten vanwege de crisis, maar de regering-Drees 
  • kreeg steun van de VS en kreeg veel belastinggeld binnen.

Slide 8 - Slide

Opdracht-3a
Je doet onderzoek naar de invoering van de AOW door Drees.
Voor welke onderzoeksvraag is deze bron bruikbaar?

 A Waarom besloot Drees om de ouderdomsvoorziening in te voeren in Nederland?
B Waarom past de invoering van de ouderdomsvoorziening bij het socialisme?
C Waren Nederlanders in 1947 blij met de invoering van de ouderdomsvoorziening?
D Waren Nederlanders in 1999 blij met de invoering van de ouderdomsvoorziening?

Goede antwoord :
  • D

Slide 9 - Slide

Opdracht-3b
Welk antwoord zou je op de onderzoeksvraag uit vraag a geven, op basis van de bron?
  • De postzegel laat zien dat mensen in 1999 de ouderdoms-voorziening belangrijk genoeg vonden om er een speciale postzegel voor te maken. Ze waren dus blij met deze sociale wet.

Slide 10 - Slide

Opdracht-3c
Je wilt zeker weten of je antwoord op de onderzoeksvraag klopt. Leg uit waarom één bron daarvoor niet voldoende is.
  • Deze bron laat maar één mening zien. Als je wilt weten hoe andere Nederlanders over de invoering van de ouderdoms-voorziening dachten, moet je meer bronnen onderzoeken.

Slide 11 - Slide

Opdracht-4
De opbouw van de verzorgingsstaat had economische, sociale en politiek-bestuurlijke oorzaken. Geef van alle drie een voorbeeld.
Een economische oorzaak was bijvoorbeeld: 
  • dat de regering meer belastinggeld binnenkreeg en dus meer geld te besteden had.

Slide 12 - Slide

Opdracht-4
Een sociale oorzaak was bijvoorbeeld: 
  • dat de regering zag dat arme mensen zich vernederd hadden gevoeld. Dit wilde zij voorkomen.
  • Arme mensen zijn gevoelig voor totalitaire (politieke) ideeën zoals communisme of fascisme.

Slide 13 - Slide

Opdracht-4
Een politiek-bestuurlijke oorzaak was bijvoorbeeld: 
  • dat de socialisten (o.l.v. Willem Drees) aan de macht waren gekomen. Zij vonden dat de regering veel sociale wetten moest maken.

Slide 14 - Slide

Huiswerk
H3.3 | De verzorgingsstaat
lees:
B Opbouw van de verzorgingsstaat
maken:
opdrachten 5 t/m 12

Slide 15 - Slide

Huiswerk
H3.3 | De verzorgingsstaat
lees:
B Opbouw van de verzorgingsstaat
C Problemen met de verzorgingsstaat
maken: opdrachten 5 t/m 12 

Slide 16 - Slide

Opdracht-5a
Wie heeft recht op welke uitkering? Vul op elke plek de juiste sociale wet in. Schrijf alleen de afkorting op.

Slide 17 - Slide

Opdracht-5a
Wie heeft recht op welke uitkering? Vul op elke plek de juiste sociale wet in. Schrijf alleen de afkorting op.

Slide 18 - Slide

Opdracht-5b
Onder het kopje ‘Na de jaren 1950’ worden drie voorbeelden gegeven van sociale wetten.
Aan welke signaalwoorden zie je dat er drie voorbeelden worden gegeven? Onderstreep deze signaalwoorden.

Slide 19 - Slide

Opdracht-5b
Onder het kopje ‘Na de jaren 1950’ worden drie voorbeelden gegeven van sociale wetten.
Aan welke signaalwoorden zie je dat er drie voorbeelden worden gegeven? Onderstreep deze signaalwoorden.

Slide 20 - Slide

Opdracht-5c
Geef twee voorbeelden van mensen die in de jaren 1930 geen recht hadden op een uitkering, maar in de verzorgingsstaat sinds de jaren 1960 wel.
Bijvoorbeeld: 
  • weduwen, ouderen, ouders van kinderen tot 18 jaar en arbeidsongeschikten.


Slide 21 - Slide

Opdracht-5d
Noem een overeenkomst en een verschil tussen een werkloze en een arbeidsongeschikte.
Doe het zo:
Een overeenkomst is dat beide personen geen werk en dus geen inkomen hebben.
Een verschil is dat een werkloze wel kan werken, maar een arbeidsongeschikte niet.

Slide 22 - Slide

Opdracht-6a
Gebruik de leerteksten van paragraaf 1. Geef een voorbeeld van een sociale wet waardoor mensen kort na 1900 meer sociale zekerheid hadden dan in 1850.
Bijvoorbeeld: 
  1. De Ongevallenwet.
  2. De Werklozenwet (WW)

Slide 23 - Slide

Opdracht-6b
Leg uit waarom er dankzij de bijstand pas echt sociale zekerheid voor iedereen was.
  • Dankzij de bijstand had iedereen zonder inkomen recht op een uitkering: je kon altijd nog bijstand aanvragen.

Slide 24 - Slide

Opdracht-6c
Hoe betalen we voor de verzorgingsstaat?
  • – Bedrijven en werknemers betalen deze over winst en loon: belasting
– Deze wordt verplicht ingehouden op het loon:
  • premie
– Mensen sluiten deze zelf af en betalen deze zelf:
  • verzekering

Slide 25 - Slide

Opdracht-6d
Hebben Nederlanders nu ook sociale zekerheid? Leg je antwoord uit.
  • Ja. De wetten die sinds de jaren 1950 zijn ingevoerd, gelden nog steeds.

Slide 26 - Slide

Opdracht-7a
Gebruik bron 3.
In 1900 stierven 142 van de 1.000 baby’s bij de bevalling of vlak na de geboorte. Tegenwoordig sterven er nog 8 van de 1.000 baby’s. Welke verklaring geeft bron 3 hiervoor?
  • Door invoering van de kraamzorg krijgen pasgeboren baby’s meer zorg.

Slide 27 - Slide

Opdracht-7b
Welke sociale wet maakte de gezondheidszorg voor iedereen toegankelijk?
A De Algemene Bijstandswet.
B De Algemene Kinderbijslagwet.
C De Weduwen- en Wezenwet.
D Het Ziekenfondsbesluit.
  • D Het Ziekenfondsbesluit.

Slide 28 - Slide

Opdracht-7b
Welke sociale wet maakte de gezondheidszorg voor iedereen toegankelijk?
A De Algemene Bijstandswet.
B De Algemene Kinderbijslagwet.
C De Weduwen- en Wezenwet.
D Het Ziekenfondsbesluit.
  • D Het Ziekenfondsbesluit.

Slide 29 - Slide

Opdracht-8a
Klompé vergelijkt hier liefdadigheid met de verzorgingsstaat. Welk verschil is er, volgens haar?
  • Vroeger had je geluk als je hulp kreeg: liefdadigheid was een ‘gunst’. Nu heeft iedereen recht op hulp.

Slide 30 - Slide

Opdracht-8b
Klompé zat bij de Katholieke Volkspartij (KVP). Is dat een confessionele, liberale of socialistische partij?
Leg je antwoord uit.
  • Een confessionele partij, want de partij heeft ‘katholiek’ in de naam.

Slide 31 - Slide

Opdracht-8c
Is het gek dat de Katholieke Volkspartij meehielp aan de opbouw van een verzorgingsstaat? Leg je antwoord uit.
  • Nee, want confessionelen waren nu ook voorstander van een verzorgingsstaat.

Slide 32 - Slide

Opdracht-9a
Welk probleem was er met de verzorgingsstaat in de jaren 1970?
A De groep mensen van 65 jaar en ouder werd te groot.
B De kosten van de uitkeringen stegen te snel.
C Er waren te veel eisen waaraan mensen moesten voldoen.
D Nederland had veel meer inwoners gekregen.
 
  • B De kosten van de uitkeringen stegen te snel.

Slide 33 - Slide

Opdracht-9b
Vergelijk de maatregelen van Lubbers met de maatregelen van Colijn uit paragraaf 2. Welke overeenkomst is er tussen hun beleid?
  • Lubbers en Colijn wilden allebei bezuinigen op de uitkeringen.

Slide 34 - Slide

Opdracht-9c
Colijn en Lubbers hadden verschillende redenen om te kiezen voor bezuinigingen. Noem een overeenkomst en een verschil tussen de
redenen die zij hadden. Doe het zo:
Een overeenkomst is dat Lubbers én Colijn 
  • een oplossing moesten vinden voor de economische crisis.
Een verschil is dat alleen Lubbers 
  • een oplossing moest vinden voor de veel te dure verzorgingsstaat.

Slide 35 - Slide

Opdracht-10a
Leg uit dat de tegenprestatie voor bijstand vergelijkbaar is met de werkverschaffing.
  • In beide gevallen moeten werklozen iets doen om hun uitkering te krijgen.

Slide 36 - Slide

Opdracht-10b
Bedenk een reden waarom gemeenten een tegenprestatie kunnen vragen.
Bijvoorbeeld: 
  • werklozen kunnen meer ervaring opdoen en zo makkelijker weer een baan krijgen.

Slide 37 - Slide

Opdracht-11a
Je gaat bron 1 van paragraaf 2 vergelijken met bron 6 van paragraaf 3.
Welke overeenkomst zie je tussen deze twee mannen?
  • Beiden zijn werkloos en proberen met een (sandwich-)bordje werk te zoeken.

Slide 38 - Slide

Opdracht-11b
Bedenk welk verschil er is in de situatie van de twee mannen.
  • De man in bron 1 krijgt geen uitkering, de man in bron 5 krijgt wel een uitkering.

Slide 39 - Slide

Opdracht-12
a.
Hoeveel procent van de bevolking was in 1950 65 jaar of ouder? En in 2019?
  • In 1950 was dat 7,7%, in 2019 was dat 19,3%.

b.
Waarom zorgt deze situatie voor problemen?
  • Er hebben veel meer mensen recht op AOW. Dit kost de verzorgingsstaat veel geld.

Slide 40 - Slide

Opdracht-12c
Wat zou jij een goede maatregel vinden om dit probleem op te lossen? Geef een argument voor je oplossing. Gebruik een signaalwoord om je
argument duidelijk te maken.
Ik zou bijvoorbeeld: 
  1. De leeftijd van de AOW (verder) verhogen omdat daardoor meer mensen werken en mensen lang AOW krijgen. 
  2. Ik zou de rijkste mensen geen AOW geven want die hebben het niet nodig en zo bespaart de overheid geld.

Slide 41 - Slide

Opdracht-12c
Iemand die geboren is op 25 september 2009 krijgt AOW vanaf:
25 september 2079

bron:
https://www.berekenhet.nl/pensioen/aow-leeftijd.html#calctop

Slide 42 - Slide

huiswerk 
3.4 Gezondheidszorg in Nederland
Lezen:
A -  Gevaarlijke ziekten (blz. 116)
B -  De overheid grijpt in (blz. 118)
maken:
opdrachten 1 t/m 8



Slide 43 - Slide