2V Chapitre 5 bron C, G en I

Chapitre 5: Révision
bron C: bijvoeglijk naamwoord                      
bron G: regelmatige werkwoorden op -re
bron I: de vergrotende trap                             
1 / 33
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Chapitre 5: Révision
bron C: bijvoeglijk naamwoord                      
bron G: regelmatige werkwoorden op -re
bron I: de vergrotende trap                             

Slide 1 - Slide

bron C: l'adjectif qualificatif    (bijvoeglijk naamwoord)
functie: een bijvoeglijk naamwoord geeft aanvullende informatie over een
                zelfstandig naamwoord
een tafel
een grote tafel

grote is hier het bijvoeglijk naamwoord

Slide 2 - Slide

vorm:
1. de regel

manlijk
vrouwelijk
enkelvoud
-
e
meervoud
s
es
un grand livre            une grande table
des grands livres       des grandes tables

Slide 3 - Slide

uitzondering 1
bijvoeglijke naamwoorden met een afwijkende vrouwelijke vorm
manlijk enkelvoud
manlijk meervoud
vrouwelijk enkelvoud
vrouwelijk meervoud
vertaling
-on
bon
bons
bonne
bonnes
goed, lkker
-en
italien
italiens
italienne
italiennes
Italiaans
-eux
heureux
heureux
heureuse
heureuses
gelukkig
-f
sportif
sportifs
sportive
sportives
sportief
-er
premier
premiers
première
premières
eerste

Slide 4 - Slide

uitzondering 2
een aantal zeer onregelmatige bijvoeglijke naamwoorden
manlijk
enkelvoud
manlijk enkelvoud bij klinker of stomme "h
manlijk meervoud
vrouwelijk enkelvoud
vrouwelijk meervoud
beau
bel
beaux
belle
belles
nouveau
nouvel
nouveaux
nouvelle
nouvelles
vieux
vieil
vieux
vieille
vieilles
long
longs
longue
longues
gros
gros
grosse
grosses
blanc
blancs
blanche
blanches

Slide 5 - Slide

plaats:
de regel --> achter het zelfstandig naamwoord
une fille sportive
de uitzondering --> voor het zelfstandig naamwoord
une belle fille
een mooi en modern gebouw --> un beau bâtiment moderne
een mooi en moderne agenda --> un bel agenda moderne

Slide 6 - Slide

goed
A
bone
B
bonne

Slide 7 - Quiz

gelukkig
A
heureuse
B
heureuxe

Slide 8 - Quiz

Canadees
A
canadiene
B
canadienne

Slide 9 - Quiz

actief
A
actives
B
actifes

Slide 10 - Quiz

laatste
A
dernières
B
dernieres

Slide 11 - Quiz

lang
A
longe
B
longue

Slide 12 - Quiz

oud
A
vieuxe
B
vieille

Slide 13 - Quiz

wit
A
blanche
B
blance

Slide 14 - Quiz

nieuw
A
nouvelle
B
nouveaue

Slide 15 - Quiz

een lange reis
A
un long voyage
B
un voyage long

Slide 16 - Quiz

het witte huis
A
la blanche maison
B
la maison blanche

Slide 17 - Quiz

een lekkere maaltijd
A
un délicieux repas
B
un repas délicieux

Slide 18 - Quiz

bron G: regelmatige werkwoorden op -re

Slide 19 - Slide

de drie tijden van deze werkwoorden
présent (onvoltooid tegenwoordige tijd)
passé composé (voltooid tegenwoordige tijd)
imparfait (onvoltooid verleden tijd)

Slide 20 - Slide

ik wacht
A
j'attendais
B
j'attends
C
j'ai attendu

Slide 21 - Quiz

ik verloor
A
je perds
B
j'ai perdu
C
je perdais

Slide 22 - Quiz

zij hoorde
A
elle entendait
B
elle attendait

Slide 23 - Quiz

u antwoordde
A
vous répondez
B
vous répondiez

Slide 24 - Quiz

jij verkoopt
A
tu vends
B
tu vend
C
tu vendais

Slide 25 - Quiz

bron I: de vergrotende trap

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Jean est (groter dan) que Lucie.
A
aussi grand
B
plus grand
C
plus grande

Slide 28 - Quiz

Marianne est (groter dan) que Lucas.
A
plus grande
B
plus grand
C
moins grande

Slide 29 - Quiz

Ma mère est (even groot als) mon père
A
plus grande que
B
moins grande que
C
aussi grande que

Slide 30 - Quiz

Mes parents sont (even intelligent als) ma prof.
A
aussi intelligents que
B
aussi intelligente que
C
plus intelligents que

Slide 31 - Quiz

Jeanne est (minder sportief dan) Albert.
A
moins sportif que
B
moins sportive qu'
C
moins sportive que

Slide 32 - Quiz

Ma table est (minder oud dan) mon bureau.
A
moins vieux que
B
moins vieille que
C
plus vieille que

Slide 33 - Quiz