3. Uitleg: bron H : Grammaire: de vorm van het bijv. nw
4. Taakwerk van deze week: laatste dia
1 / 23
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1
This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
1F - wo. 28/5/2024
1. - is iedereen er?
2. bron G: Phrases-clés
3. Uitleg: bron H : Grammaire: de vorm van het bijv. nw
4. Taakwerk van deze week: laatste dia
Slide 1 - Slide
1F - wo. 22/5/2024
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
het bijvoeglijk nw.
- vorm en plaats van het bijvoeglijk naamwoord
Slide 5 - Slide
het bijvoeglijk naamwoord
Het bijvoeglijk naamwoord is een woord dat iets zegt over een zelfstandig naamwoord. bv. : leuke, aardige, lieve, stomme, luie, idiote, schattige, enz.
Slide 6 - Slide
de plaats van 't bijvoeglijk naamwoord
In het Frans is het normaal om de bijvoeglijk naamwoordenACHTER het zelfstandig naamwoord te plaatsen. bv:
de moderneschool = l’écolemoderne
de aardigeleraar = le professeur sympathique
de geweldigeleerling = l’élèveformidable
Slide 7 - Slide
de plaats van 't bijvoeglijk naamwoord
Maar er zijn ook uitzonderingen.... deze bijvoeglijk naamwoorden staan altijd VOOR het zelfstandig naamwoord:
bon premier jeune mauvais
grand dernier vieux long
petit joli nouveau beau
Slide 8 - Slide
de vorm van 't bijvoeglijk naamwoord
Het bijv. nw. in het woordenboek, is de vorm die mannelijk e.v. is.
Om het vrouwelijk te maken, moet je daaraan eenE toevoegen. Het meervoud maak je door er een Sachter te zetten. Als een woord vrouwelijk meervoud is, hoort er ESbij.
bv. : le garçon idiot (mnl e.v.)
la fille idiote (vrl. e.v.)
les garçons idiots (mnl. mv)
les filles idiotes (vrl m.v.)
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
J'ai un ......... (klein) frère.
A
petit
B
petite
C
petits
D
petites
Slide 12 - Quiz
Tu as une ........... (klein) soeur.
A
petit
B
petite
C
petits
D
petites
Slide 13 - Quiz
Max a deux ....... (kleine) frères.
A
petit
B
petite
C
petits
D
petites
Slide 14 - Quiz
Lex a deux ...... (kleine) soeurs.
A
petit
B
petite
C
petits
D
petites
Slide 15 - Quiz
des cabriolets ...
des voitures ...
une voiture ...
un cabriolet ...
vert
verte
verts
vertes
Slide 16 - Drag question
des .... voitures
des ..... footballeurs
une ... table
un ..... bureau
grand
grande
grands
grandes
Slide 17 - Drag question
ils sont beaux
elles sont belles
elle est belle
il est vieux
ils sont nouveaux
elles sont vieilles
elle est vieille
il est beau
il est nouveau
elle est nouvelle
elles sont nouvelles
ils sontvieux
Slide 18 - Drag question
Hélène porte une ....... (mooie) jupe.
A
beau
B
belle
C
beaux
D
belles
Slide 19 - Quiz
Max a deux ....... (oude) grand-pères.
A
vieux
B
vieille
C
vieilles
Slide 20 - Quiz
Lex achète un ...... (nieuw) portable.
A
nouveau
B
nouvelle
C
nouveaux
D
nouvelles
Slide 21 - Quiz
Nous avons de ......... (mooie) robes. tip: LA robe
A
beau
B
belle
C
beaux
D
belles
Slide 22 - Quiz
Taakwerk week 22:
maken: -de opdr. bij A t/m F : 1 t/m 26 - de Dossieropdrachten 6, 7, 8, (9,) 10
leren:
- voca E en F FN/NF op Quizlet Leren & Schrijven 100%