What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Quiz Taaltalent 2 Hoofdstuk 2
Welk kledingstuk zie je hier?
A
Een T-shirt
B
Een bloes
C
Een overhemd
D
Een hemd
1 / 21
next
Slide 1:
Quiz
This lesson contains
21 slides
, with
interactive quizzes
and
text slide
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Welk kledingstuk zie je hier?
A
Een T-shirt
B
Een bloes
C
Een overhemd
D
Een hemd
Slide 1 - Quiz
Welk kledingstuk zie je hier?
A
Bikini
B
Onderbroek
C
Stropdas
D
Badpak
Slide 2 - Quiz
Wat zie je op de afbeelding?
A
Een paar schoenen
B
Twee paar schoenen
C
Een paar laarzen
D
Twee paar laarzen
Slide 3 - Quiz
Welk kledingstuk zie je op de afbeelding?
A
jurk
B
rok
C
muts
D
broek
Slide 4 - Quiz
Wat betekent de volgende zin:
'Hij heeft een hekel aan kleren kopen'.
A
Hij vindt kleren kopen leuk.
B
Hij vindt kleren kopen moeilijk.
C
Hij vindt kleren kopen duur.
D
Hij vindt kleren kopen niet leuk.
Slide 5 - Quiz
Wat dragen zij?
A
Een uniform
B
Een pak
C
Klederdracht
D
Moderne kleding
Slide 6 - Quiz
Pronomen demonstrativum:
Welke zin is goed?
A
Koop je dit pak?
B
Koop je dit trui?
C
Koop je dat jurk?
D
Koop je deze overhemd?
Slide 7 - Quiz
Zie je _____ huis daar? Daar woon ik!
Welk woord hoor in de zin?
A
dit
B
dat
C
deze
D
die
Slide 8 - Quiz
Neem je deze trein of _______?
A
dit
B
dat
C
die
Slide 9 - Quiz
De kleur van kleding beschrijven:
Welke zin is juist geschreven?
A
Hij draagt een rood broek.
B
Hij draagt een gele T-shirt.
C
Hij draagt een zwart pak.
D
hij draagt een blauwe overhemd.
Slide 10 - Quiz
Welke zin is juist geschreven?
A
Zij draagt zwarte schoenen.
B
Zij draagt zwart schoenen.
C
Zij draagt een zwarte schoenen.
D
Zij draagt zwarten schoenen.
Slide 11 - Quiz
Welke woord past het beste in de zin?
Ik wil nieuwe kleren _____ ik ga naar een feest.
A
of
B
en
C
dus
D
want
Slide 12 - Quiz
Welk woord past het beste in de zin?
Ik heb geen geld _____ ik kan geen nieuwe kleren kopen.
A
of
B
maar
C
dus
D
want
Slide 13 - Quiz
Welk woord past het beste in de zin?
Ik wil graag nieuwe kleren kopen, ______ ik heb geen geld.
A
maar
B
dus
C
en
D
want
Slide 14 - Quiz
Is de zin goed of fout?
Ze gaat naar de stad, want moet ze een jas kopen.
A
goed
B
fout
Slide 15 - Quiz
Is de zin goed of fout?
Ik wil de broek ruilen, want de broek is te klein.
A
goed
B
fout
Slide 16 - Quiz
In welke zin zie je een scheidbaar werkwoord (separabele verba)?
A
Hij heeft een woordenboek gebruikt.
B
Ik heb mijn trui aangedaan.
C
Wij hebben de verkoper bedankt.
D
Zij is naar Eindhoven verhuisd.
Slide 17 - Quiz
Welk woord is inseparabel?
(niet scheidbaar)
A
uitnodigen
B
aantrekken
C
herhalen
D
schoonmaken
Slide 18 - Quiz
Welke zin is niet juist?
A
Ik heb mijn sokken aangedaan.
B
Ik ben met mijn man getrouwd.
C
Ik heb een jurk gekocht.
D
Ik heb vandaag geschoonmaakt.
Slide 19 - Quiz
Hoeveel separabele verba hoor je?
A
4
B
6
C
2
D
8
Slide 20 - Quiz
Slide 21 - Slide
More lessons like this
Quiz Taaltalent 2 Hoofdstuk 2
October 2023
- Lesson with
19 slides
NT2
MBO
Studiejaar 1
TaalTalent scheidbare werkwoorden / separabele verba
February 2023
- Lesson with
14 slides
NT2
Beroepsopleiding
TaalTalent scheidbare werkwoorden / separabele verba
April 2023
- Lesson with
23 slides
NT2
Beroepsopleiding
January 2022
- Lesson with
19 slides
by
Kidsweek in de Klas
Burgerschapskunde
Basisschool
Groep 4-8
Kidsweek in de Klas
5.4 Link
February 2022
- Lesson with
21 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
Herhaling thema seizoenen: de herfst
September 2023
- Lesson with
13 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
Wat je moet leren over kleren
April 2021
- Lesson with
31 slides
by
Kidsweek in de Klas
Wereldoriëntatie
Begrijpend lezen
+2
Basisschool
Groep 7,8
Kidsweek in de Klas
6.5: Wat draagt zij?
September 2024
- Lesson with
15 slides
NT2
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 2