Aan het eind van de les kan ik de verbanden 'oorzaak en gevolg' , 'voorbeeld' , 'opsomming' en 'tegenstelling' herkennen aan onder andere de signaalwoorden.
Slide 4 - Slide
Instructie
De vorige les hebben we de verbanden 'tegenstelling' en 'opsomming' geleerd. Ook hebben de verbanden 'oorzaak-gevolg' en 'tegenstelling behandeld. Geef een voorbeeld van een tegenstelling en vertel welke signaalwoorden je hierbij gebruikt.
Slide 5 - Slide
Instructie/herhaling
Verband opsomming.
Signaalwoorden:ten eerste, ten tweede, om te beginnen, ook (nog), verder, ten slotte, en. Je kunt een opsomming ook herkennen aan streepjes (–), dots (•), getallen (1, 2, 3) of een dubbele punt (:).
Slide 6 - Slide
Instructie/herhaling
Verband tegenstelling.
Signaalwoorden:tegenover, maar, hoewel, echter, toch, aan de ene kant … aan de andere kant.
Slide 7 - Slide
Instructie/herhaling
Verband voorbeeld.
Signaalwoorden:bijvoorbeeld, zo, zoals, denk aan, neem nou, onder andere.
Slide 8 - Slide
Instructie/herhaling
Verband oorzaak-gevolg.
Signaalwoorden:daardoor, doordat, de oorzaak hiervan is, waardoor, ten gevolge van.
Slide 9 - Slide
Instructie/herhaling
Welk verband? Wat is het signaalwoord?
'Doordat de brug open was, kwam Peter te laat op zijn werk'.
'De oude achtbaan is niet heel mooi, maar hij gaat wel ontzettend hard.'
'Sommige mensen houden juist van actieve vakanties. Zo gaan steeds meer vakantiegangers fietsen, wintersporten, diepzeeduiken of bergbeklimmen.'
'Voor een cake heb je nodig: bloem, boter, suiker, een ei en bakpoeder.'
Slide 10 - Slide
Formatieve toets
timer
20:00
Slide 11 - Slide
Evaluatie
Heb jij je lesdoel behaald?
Slide 12 - Slide
Huiswerk
Hoofdstuk 3 en Hoofdstuk 4 lezen/verbanden en signaalwoorden, helemaal af.