Rekenen inhoudsmaten -2-

Meten is weten
Rekenen Inhoudsmaten
1 / 28
next
Slide 1: Slide
RekenenMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Meten is weten
Rekenen Inhoudsmaten

Slide 1 - Slide

Leerdoel
Aan het eind van deze les weet je...
- De volgorde van de inhoudsmaten 
- Hoe je inhoudsmaten omrekent
- Hoe je maten kunt schatten
- Wat de voorzetsels bij deze maten betekenen

Slide 2 - Slide

Terugblik
Weet je het nog ?
Kan het dametje met de Citroën mee ? of
Kan het dametje met de centimeter meten.
Dit gebruiken we bij :

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Inhoudsmaten

Slide 7 - Slide

liter
deciliter
centiliter
milliliter
Welke maat past bij de plaatjes?

Slide 8 - Drag question

Weet je nog?
Wanneer je met een grotere maat meet wordt het getal kleiner!
kl - hl - dal - l - dl - cl - ml

Voorbeeld:
1000 ml = 1 liter

Slide 9 - Slide

Als ik 6 glazen limonade drink van 200 ml, hoeveel liter heb ik dan gedronken? Zet je berekening erbij!

Slide 10 - Open question

De inhoud van een zwembad meet je in...
A
Decaliters
B
Milliliters
C
Liters
D
Centiliters

Slide 11 - Quiz

De inhoud van een blikje cola zou kunnen zijn..
A
3 liter
B
0,3 liter
C
3 centiliter
D
0,30 centiliter

Slide 12 - Quiz

5000 ml = .................... L
A
50
B
500
C
5
D
50000

Slide 13 - Quiz

76 cl = .......................... ml
A
7,6
B
0,76
C
7600
D
760

Slide 14 - Quiz

18 dl = .................... ml
A
1,8
B
1800
C
180
D
18000

Slide 15 - Quiz

63 cl = .............. ml
A
6,3
B
630
C
6300
D
0,63

Slide 16 - Quiz

3000 ml = .................... L
A
3
B
30
C
300
D
0,3

Slide 17 - Quiz

83 dl = .................. cl
A
830
B
8,3
C
0,83
D
8300

Slide 18 - Quiz

400 ml = ................. dl
A
4000
B
0,4
C
40
D
4

Slide 19 - Quiz

In een flesje zit 500 ml bronwater.

Hoeveel cl is dat?
A
50 cl
B
5000 cl
C
0,5 cl
D
5 cl

Slide 20 - Quiz

Wat is de grootste maat?
A
0,5 l
B
400 ml
C
75 cl
D
0,8 cl

Slide 21 - Quiz

Ik heb 600 mL sinaasappelsap nodig voor 6 personen.
Hoeveel heb ik nodig voor 4 personen?
A
100
B
150
C
300
D
400

Slide 22 - Quiz

 Er zijn dus drie soorten maten


- Lengte
- Gewicht
- Inhoud

Slide 23 - Slide


Lengte
km-hm-dam-m-dm-cm-mg
Gewicht
kg - hg - dag - g - dg - cg - mg
Inhoud
kl - hl - dal - liter - dl - cl - ml
Voorzetsels
k = kilo
h = hecto
da = deca
-
d = deci
c = centi
m = mili

Slide 24 - Slide

Huiswerk

Slide 25 - Slide

Wat heb je van deze les geleerd?

Slide 26 - Open question

Wat vond je van deze les?

Slide 27 - Open question

Tot volgende week!

Slide 28 - Slide