Rekenen les 2

• Rekenen
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 1

Meten is weten

Rekenen Les 2 Gewichtsmaten en Inhoudsmaten

Leerdoel

Aan het eind van deze les weet je...

- De volgorde van de gewichtsmaten en inhoudsmaten

- Hoe je gewichtsmaten en inhoudsmaten omrekent

- Hoe je maten kunt schatten

- Wat de voorzetsels bij deze maten betekenen

Terugblik lengtematen

Welke gewichtsmaten
en inhoudsmaten
ken je?

Gewichtsmaten

Hoe kan het gewicht van deze voorwerpen het best gemeten worden? 

Sleep het plaatje naar het goede gewicht

kilogram

gram

Weet je nog?

Wanneer je met een grotere maat meet wordt het getal kleiner!

kg - hg - dag - g - dg - cg - mg

Voorbeeld:

1000 gram = 1 kg

Welke beschrijving hoort bij welk gewicht?

0,1 kilo

0,498 kilo

2,987 kilo

1,5 kilo

1,1 kilo

ruim een kilo

bijna een halve kilo

3 pond

bijna 3 kilo

1 ons

100 gram is hoeveel kg?

1. 10 kg
2. 0,1 kg
3. 0,01 kg
4. 1 kg

Wat is gelijk aan 3800 g?

1. 3,8 kg
2. 38 kg
3. 0,38 kg
4. 380 kg

Gert weegt 90 kg, Edwin 78 kg, Ricardo 82 kg en Erik weegt 75 kg.
Wie is op een na het lichtst?

1. Gert
2. Erik
3. Ricardo
4. Edwin

Wat is gelijk aan 1,5 kg
Kies twee antwoorden.

1. 1 kg en 500 g
2. 1 kg 50 g
3. 15 kg
4. 1500 g

Welke doos is het zwaarst?

1. 1,12 kg
2. 1,22 kg
3. 1,05 kg
4. 1,11 kg

Inhoudsmaten

liter

deciliter

centiliter

milliliter

Welke maat past bij de plaatjes?

Weet je nog?

Wanneer je met een grotere maat meet wordt het getal kleiner!

kl - hl - dal - l - dl - cl - ml

Voorbeeld:

1000 ml = 1 liter

Pak een glas of fles drinken voor jezelf en maak hier een foto van.

Als ik 6 glazen limonade drink van 200 ml, hoeveel liter heb ik dan gedronken? Zet je berekening erbij!

De inhoud van een zwembad meet je in...

1. Decaliters
2. Milliliters
3. Liters
4. Centiliters

De inhoud van een blikje cola zou kunnen zijn..

1. 3 liter
2. 0,3 liter
3. 3 centiliter
4. 0,30 centiliter

5000 ml = .................... L

1. 50
2. 500
3. 5
4. 50000

76 cl = .......................... ml

1. 7,6
2. 0,76
3. 7600
4. 760

18 dl = .................... ml

1. 1,8
2. 1800
3. 180
4. 18000

63 cl = .............. ml

1. 6,3
2. 630
3. 6300
4. 0,63

3000 ml = .................... L

1. 3
2. 30
3. 300
4. 0,3

83 dl = .................. cl

1. 830
2. 8,3
3. 0,83
4. 8300

400 ml = ................. dl

1. 4000
2. 0,4
3. 40
4. 4

In een flesje zit 500 ml bronwater.

Hoeveel cl is dat?

1. 50 cl
2. 5000 cl
3. 0,5 cl
4. 5 cl

Wat is de grootste maat?

1. 0,5 l
2. 400 ml
3. 75 cl
4. 0,8 cl

Ik heb 600 mL sinaasappelsap nodig voor 6 personen.
Hoeveel heb ik nodig voor 4 personen?

1. 100
2. 150
3. 300
4. 400

 Er zijn dus drie soorten maten

- Lengte

- Gewicht

- Inhoud

Lengte

km-hm-dam-m-dm-cm-mg

Gewicht

kg - hg - dag - g - dg - cg - mg

Inhoud

kl - hl - dal - liter - dl - cl - ml

Voorzetsels

k = kilo

h = hecto
da = deca
-

d = deci

c = centi

m = mili

Huiswerk

Oefen op rekensite.nl met de categorie Meten en Maten (3 x 15 minuten)

Wat heb je van deze les geleerd?

Wat vond je van deze les?

Tot volgende week!