H2 Verstand van geld? 2.2 Geld voor later deel 2 (Plein M 4e editie)

Welkom bij economie!

Hoofdstuk 2: Verstand van geld

2.2 Geld voor later
1 / 11
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

This lesson contains 11 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom bij economie!

Hoofdstuk 2: Verstand van geld

2.2 Geld voor later

Slide 1 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?

  • Herhalen theorie 2.1 Geld maakt het makkelijker 
  • Theorie 2.2 Geld voor later
  • Zelfstandig aan het werk


Slide 2 - Slide

Herhalen
Lesdoelen:

Nu:

  • kun je uitleggen wat sparen is √
  • kun je de drie redenen noemen waarom mensen sparen √
  • kun je uitleggen waarom banken rente geven als je spaart √

Slide 3 - Slide

2.2 Geld voor later (deel 2)
Lesdoelen:

Aan het einde van de les:


  • kun je berekenen welk bedrag aan rente je spaargeld op kan leveren
  • ken je de verschillen tussen de drie geldfuncties.

Slide 4 - Slide

Wat levert sparen op?
Het bedrag dat je aan rente krijgt bereken je als volgt.

Maak een verhoudingstabel! 

Voorbeeld: 
Op je spaarrekening staat € 750. Je krijgt 0,6% rente per jaar.
Bereken welk bedrag je na een jaar aan rente krijgt.
  • Antwoord: €750:100x0,6=€4,50


Slide 5 - Slide

Geldfuncties
De manier waarop je geld gebruikt noem je: geldfuncties


Noem de drie geldfuncties.
  • ruilmiddel
  • spaarmiddel
  • rekenmiddel





Slide 6 - Slide

Van welke geldfunctie is de afbeelding een voorbeeld?

Slide 7 - Slide

Zelfstandig aan het werk 
timer
15:00
Opdracht: 
Maak nu zelfstandig opgave 10 t/m 15 op bladzijde 59 t/m 61. Je mag overleggen. 
Schrijf de volledige antwoorden in je boek/schrift, inclusief formule!
Hulp nodig? In deze volgorde: 
1. Boek
2. Klasgenoot
3. Docent
(de eerste 2 minuten help ik niet)
Je krijgt 15 minuten de tijd
Klaar? Lees de blauwe stukjes nog eens door. 
Na 15 minuten gaan we samen de opgaven bespreken. 
Iedereen moet zijn antwoord kunnen uitleggen.

Slide 8 - Slide

Opdracht 10 t/m 15 blz 59 t/m 61
  • 1 0a verhoudingstabel! €190:100x0,6=€1,14
  • 10b €190+€1,14=€191,14
  • 11.1 €150:100x0,9=€1,35
  • 11.2 €2.500:100x1,8=€45
  • 11.3 €428:100x1,5=€6,42
  • 11.4 €780:100x0,05=€0,39
  • 2.1 Ze krijgen een verschillend rentepercentage
  • 12.2 Ze hebben een verschillend bedrag op hun spaarrekening
  • 13 geld als rekenmiddel
  • 14a.1 spaarmiddel
  • 14a.2 ruilmiddel

Slide 9 - Slide

Opdracht 10 t/m 15 blz 59 t/m 61
  • 14a.3 rekenmiddel
  • 14b Bijvoorbeeld: Ik spaar veel en koop maar af en toe iets zelf. Voor mij is geld vooral een spaarmiddel.
  • 15.1 rekenmiddel
  • 15.2 ruilmiddel
  • 15.3 spaarmiddel

Slide 10 - Slide

Afsluiting 2.2
Lesdoelen:

Nu:
  • kun je uitleggen wat sparen is √
  • kun je de drie redenen noemen waarom mensen sparen √
  • kun je uitleggen waarom banken rente geven als je spaart √
  •  kun je berekenen welk bedrag aan rente je spaargeld op kan leveren √
  • • ken je de verschillen tussen de drie geldfuncties √

Slide 11 - Slide