2.2 Geld voor later

Welkom bij economie!

Hoofdstuk 2: Verstand van geld

2.2 Geld voor later
1 / 12
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 1

This lesson contains 12 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom bij economie!

Hoofdstuk 2: Verstand van geld

2.2 Geld voor later

Slide 1 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?

  • Herhalen theorie 2.1 Geld maakt het makkelijker 
  • Theorie 2.2 Geld voor later
  • Zelfstandig aan het werk


Slide 2 - Slide

Herhalen
Lesdoelen:

Nu:

  • kun je uitleggen wat chartaal geld is √
  • kun je uitleggen wat giraal geld is √
  • kun je voorbeelden geven van elektronisch betalen √
  • kun je een nieuw saldo berekenen. √

Slide 3 - Slide

2.2 Geld voor later (deel 1)
Lesdoelen:
Aan het einde van de les:


  • kun je uitleggen wat sparen is 
  • kun je de drie redenen noemen waarom mensen sparen
  • kun je uitleggen waarom banken rente geven als je spaart
  • kun je berekenen welk bedrag aan rente je spaargeld op kan leveren
  • ken je de verschillen tussen de drie geldfuncties.

Slide 4 - Slide

Sparen
Als je een deel van je inkomen niet uitgeeft, maar bewaart voor later, dan ben je aan het sparen

Drie redenen om te sparen (spaarmotieven):
  • voor een doel
  • uit voorzorg
  • voor de rente

Slide 5 - Slide

Een vergoeding van de bank
Als je je spaargeld op een bankrekening zet, krijg je rente
= een vergoeding van de bank voor het gebruik van jouw spaargeld.

Rente maakt het bedrag op jouw spaarrekening ieder jaar hoger

De rente kan variëren:
  • de rente kan stijgen
  • maar ook dalen




Slide 6 - Slide

Wat levert sparen op?
Het bedrag dat je aan rente krijgt bereken je als volgt.

Schrijf in je boek:
Spaarbedrag: 100 x %

240 : 100 x 2 = 
€240 + .... = ......



Slide 7 - Slide

Voorbeeld:
Op je spaarrekening staat € 750. Je krijgt 0,6% rente per jaar.
Bereken welk bedrag je na een jaar aan rente krijgt.
  • Antwoord: €750:100x0,6=€4,50
  • Welk bedrag staat na een jaar op de bank?
  • €750 + €4,50 = €754,50

Slide 8 - Slide

Geldfuncties
De manier waarop je geld gebruikt noem je: geldfuncties


Noem de drie geldfuncties.
  • ruilmiddel → iets kopen
  • spaarmiddel → later uitgeven
  • rekenmiddel → waarde aangeven





Slide 9 - Slide

Van welke geldfunctie is de afbeelding een voorbeeld?

Slide 10 - Slide

Lesdoelen
Lesdoelen:
Nu:
  • kun je uitleggen wat sparen is √
  • kun je de drie redenen noemen waarom mensen sparen √
  • kun je uitleggen waarom banken rente geven als je spaart √
  • kun je berekenen welk bedrag aan rente je spaargeld op kan leveren √
  • ken je de verschillen tussen de drie geldfuncties √

Slide 11 - Slide

huiswerk 2.2
Maken: boek blz. 51 t/m 56 + nakijken
Kader + blz. 57

Slide 12 - Slide