A1b - Spelling Les 3 - H5/6

VWO1 - Spelling Les 3 
Ga rustig zitten en pak je boek,
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 80 min

Items in this lesson

VWO1 - Spelling Les 3 
Ga rustig zitten en pak je boek,

Slide 1 - Slide

Lezen
Pak je boek
Geen boek = nu.nl

timer
15:00

Slide 2 - Slide

Wat gaan we doen?

- Wat weten we nog?
- Uitleg
- Huiswerk nakijken
- Aan de slag

Slide 3 - Slide

Wat is GEEN samenstelling?
A
Voetbal
B
Gebak
C
speelplein
D
Handdoek

Slide 4 - Quiz

Welke samenstelling is goed geschreven?
A
pannenkoek
B
pannekoek

Slide 5 - Quiz

Welke is een samenstelling?
A
Aaibaar
B
Meisjesfiets
C
kapot
D
niks

Slide 6 - Quiz

Welke samenstelling is goed geschreven?
A
beresterk
B
berensterk

Slide 7 - Quiz

Wat is een verkleinwoord?
A
het babybed
B
het poesje
C
de kitten
D
het kuiken

Slide 8 - Quiz

Welk verkleinwoord is goed geschreven?
A
tostietje
B
tosti'tje
C
tostie'tje
D
tostitje

Slide 9 - Quiz

Welk verkleinwoord is goed geschreven?
A
colaatje
B
cola'tje
C
cola-tje

Slide 10 - Quiz

Welk verkleinwoord is goed geschreven?
A
woningkje
B
woninkje
C
woningetje

Slide 11 - Quiz


Een verkleinwoord is altijd een ..... ?
A
bijvoeglijk naamwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
werkwoord
D
lidwoord

Slide 12 - Quiz

Uitleg
Bezitsvorm

Slide 13 - Slide

Bezit
Jaspers zus is geslaagd.
Hij behoort tot Amerika's grootste artiesten.
Hij heeft Fiens boek geleend. 

Slide 14 - Slide

Wanneer komt de -s eraan vast?

Mariannes hond is wit met zwarte vlekken.
Ik heb met mijn broers telefoon gebeld.
Die jongen is Renés neef.

Slide 15 - Slide

Wanneer krijg je -'s?
Wanneer de uitspraak niet meer klopt.

Karin is gek op oma's omas appeltaart.
Laura heeft Jordi's Jordis fietssleutel gevonden.

Slide 16 - Slide

Wanneer alleen -'?
Wanneer het woord eindigt op een -s of een s-klank heeft.

Max' laptop is hetzelfde merk als mijn laptop.
Heb jij Chris' jas gezien?

Slide 17 - Slide

Mijn opa zijn stoel

Wat is de bezitsvorm?
A
Opas stoel
B
Opaas stoel
C
Opa's stoel
D
Opapas stoel

Slide 18 - Quiz

Het paard van Rianne.

Wat is de bezitsvorm?
A
Riannes paard
B
Rianne's paard

Slide 19 - Quiz

Kies de juiste bezitsvorm
A
Sam's fiets
B
Sams fiets

Slide 20 - Quiz

De hond van Ronny.

Wat is de bezitsvorm?
A
Ronnys hond
B
Ronny's hond

Slide 21 - Quiz

Wat is de bezitsvorm van 'Lars'?
A
Larses
B
Lars's
C
Lars'

Slide 22 - Quiz

Nakijken - H4 Spelling opdracht 4 
1 trappenhuis
2 behoeftepatroon
3 knikkebollen (werkwoord)
4 reuzeleuk (versterkend)
5 reuzenrad
6 bendeleider
7 zonnestelsel
8 nachtegaal (versteend)
9 platteland (bijvoeglijk naamwoord)
10 zedendelict
11 hellevuur (uniek)
12 beresterk (versterkend)
13 bejaardenflat
14 ooievaar (versteend)
15 ruggenprik
        



Slide 23 - Slide

Nakijken - H4 Spelling opdracht 5

2 gedaanteverandering
4 lachebek
5 eendenei
8 berenvacht
11 rollebollen
12 lindebloesem
14 geboortegolf
16 vliegenzwam
19 bolleboos
20 apelazarus


Slide 24 - Slide

Nakijken - H4 Spelling opdracht 6
a dingetje                      p baby’tje
 b ballonnetje              q A4’tje
 c laatje                           r ruzietje              
 d accuutje                   s wandelingetje
 e jongetje                     t vitamientje of vitaminetje
 f behangetje
 g appje
 h radiootje
 i bikinietje
 j trolleytje
 k doucheje
 l hyenaatje
 m pony’tje
 n braampje
 o m’etje
 p baby’tje
 q A4’tje
 r ruzietje
 s wandelingetje
 t vitamientje of vitaminetje


Slide 25 - Slide

Wat gaan we doen?
Hoofdstuk 5 Spelling
Opdrachten 4 en 5.

Klaar? Opdracht 6. Hierna mag je aan de slag gaan met NUMO - Spelling

Slide 26 - Slide