10 januari, herhalingsles; koppelww + hulpww, zww


DOCENT
Telefoon in je Zakkie op tafel! 
 Laptop en map op tafel







Diya
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 1 min

Items in this lesson


DOCENT
Telefoon in je Zakkie op tafel! 
 Laptop en map op tafel







Diya

Slide 1 - Slide

Vandaag: woensdag 10 januari
Herhaling: koppelwerkwoorden
Zelfstandige hulpwerkwoorden en hulpwerkwoorden


Slide 2 - Slide

Wat zijn alle koppelwerkwoorden?

Slide 3 - Mind map

Er zijn negen koppelwerkwoorden:
Zijn
Worden
Blijven
Blijken
Lijken
Schijnen
Heten
Dunken
Voorkomen

Slide 4 - Slide

Leerdoelen les 
  1. R: Ik weet wat de kenmerken en functie zijn van zelfstandige, hulp- en koppelwerkwoorden in een zin.
  2. T1: Ik kan zelf de zelfstandige, hulp- en koppelwerkwoorden in een zin bepalen.

Slide 5 - Slide

Aantekeningen maken
Pak je map erbij. 

Maak aantekeningen, want dit is moeilijke stof en je hebt het nodig.

Slide 6 - Slide

Koppelwerkwoord
Een koppelwerkwoord (kww) geeft géén handeling aan. Het koppelt het onderwerp van een zin aan het deel waarin een bijvoeglijk of een zelfstandig naamwoord staat. Het onderwerp doet niet iets, maar IS iets.


Slide 7 - Slide

Zelfstandig werkwoord
Zelfstandige werkwoorden (zww) kunnen zelfstandig in een zin gebruikt worden. 
Je kunt een zelfstandig werkwoord niet weglaten in een zin.
Als er meerdere werkwoorden zijn, is er slechts één zelfstandig werkwoord (en de rest zijn hulpwerkwoorden).

Ronald schrijft een brief. 

Slide 8 - Slide

Hulpwerkwoord
Een hulpwerkwoord (hww) helpt de zin in een bepaalde tijd te zetten. 
Het hulpwerkwoord is nooit het enige werkwoord in de zin.

Nienke zal een marathon lopen. 
Nienke zou een marathon lopen.

Slide 9 - Slide

Soorten werkwoorden
Soort werkwoord
Kenmerken
Voorbeeld
Zelfstandig werkwoord
(fietsen, dansen, springen, kijken) 
- werkwoordelijk gezegde
- duidelijke betekenis
- heeft geen ander werkwoord nodig
- één per wg (andere ww zijn hww) 
Zijn vader zingt onder de douche. 
Koppelwerkwoord
(zijn, worden, blijven) 
- naamwoordelijk gezegde
- koppelt onderwerp aan naamwoordelijk deel
- één per ng (andere werkwoorden zijn hww) 
Hij wordt vast zanger. 
Hulpwerkwoord
(zijn , hebben, worden, zullen, willen, kunnen) 
- samen met zelfstandig ww: werkwoordelijk gezegde
Igor kan ook mooi zingen.
koppelwerkwoord met gezegde = naamwoordelijk gezegde
Sarah wil later dokter worden. 
wil dokter worden = naamwoordelijk gezegde
Soorten werkwoorden

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Wat voor soort werkwoord is 'fietste' in deze zin:

De jongen fietste gisteren veel te snel over de stoep.

A
Zelfstandig werkwoord
B
Koppelwerkwoord
C
Hulpwerkwoord

Slide 12 - Quiz

Wat voor soort werkwoord is 'is' in deze zin:

Hij is moe.
A
Zelfstandig werkwoord
B
Koppelwerkwoord
C
Hulpwerkwoord

Slide 13 - Quiz

Wat voor soort werkwoord is 'heeft' in deze zin:

Hij heeft gisteren meegeholpen.
A
Zelfstandig werkwoord
B
Koppelwerkwoord
C
Hulpwerkwoord

Slide 14 - Quiz

Wat voor soort werkwoord is 'geworden' in deze zin:

Wij zijn daar heel vrolijk van geworden.
A
Zelfstandig werkwoord
B
Koppelwerkwoord
C
Hulpwerkwoord

Slide 15 - Quiz

Wat voor soort werkwoord is 'zijn' in deze zin:

Wij zijn daar heel vrolijk van geworden.
A
Zelfstandig werkwoord
B
Koppelwerkwoord
C
Hulpwerkwoord

Slide 16 - Quiz

Wat voor soort werkwoord is 'gekregen' in deze zin:

Die brief hebben wij niet gekregen.
A
Zelfstandig werkwoord
B
Koppelwerkwoord
C
Hulpwerkwoord

Slide 17 - Quiz

Wat voor soort werkwoord is 'gekregen' in deze zin:

Voor die mensen is dat echt verschrikkelijk!
A
Zelfstandig werkwoord
B
Koppelwerkwoord
C
Hulpwerkwoord

Slide 18 - Quiz

Aan de slag!
Schrijf de antwoorden in je schrift. 

Slide 19 - Slide

Aan de slag
Schrijf de antwoorden in je schrift.

Let op: deze opdracht staat niet in je boek.  
timer
5:00

Slide 20 - Slide

Antwoorden bespreken
Kijk je antwoorden na. 

Zet een krul of verbeter je antwoord. 

Slide 21 - Slide

Aan de slag
Schrijf de antwoorden in je schrift.

Let op: deze opdracht staat niet in je boek.  
timer
8:00

Slide 22 - Slide

Antwoorden bespreken
Kijk je antwoorden na. 

Zet een krul of verbeter je antwoord. 

Slide 23 - Slide

Aan de slag
Schrijf de antwoorden in je schrift.

Let op: deze opdracht staat niet in je boek.  
timer
8:00

Slide 24 - Slide

Begrippen uit deze les
Koppelwerkwoord
Zelfstandig werkwoord
 Hulpwerkwoord

Naamwoordelijk gezegde

Slide 25 - Slide