What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Instaptest werkwoordspelling (klas 1)
Instaptest werkwoordspelling
Wat weet je nog?
1 / 34
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
This lesson contains
34 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
30 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Instaptest werkwoordspelling
Wat weet je nog?
Slide 1 - Slide
Welke werkwoordsvorm(-en) ken je nog?
Slide 2 - Open question
Werkwoordsvormen
Lees, voordat je de test maakt, deze informatie nog even goed door!
Dit zijn de werkwoordsvormen:
- persoonsvorm tegenwoordige tijd (pvtt)
- persoonsvorm verleden tijd (pvvt)
- voltooid deelwoord (volt. dw)
- onvoltooid deelwoord (onvolt. dw)
- Infinitief (inf) --> hele werkwoord
- Gebiedende wijs (gw)
(- Bijvoeglijk naamwoord (bn))
Slide 3 - Slide
Vorige week (aanvaarden) Joep Anna’s excuses niet.
A
aanvaard
B
aanvaardt
C
aanvaard
D
aanvaardde
Slide 4 - Quiz
Wie (houden) jij voor de gek?
A
houd
B
houdt
Slide 5 - Quiz
(Fluiten) liep Joris over straat.
A
Fluitent
B
Fluitend
C
Gefloten
Slide 6 - Quiz
(Worden) toch eens volwassen!
A
Word
B
Wordt
C
Wort
Slide 7 - Quiz
De brief (worden) opnieuw gelezen.
A
word
B
wordt
C
wort
Slide 8 - Quiz
(Vinden) je zus ook dat je moet gaan?
A
Vind
B
Vindt
C
Vint
Slide 9 - Quiz
Het is al voor de tiende keer (gebeuren).
A
gebeurt
B
gebeurd
Slide 10 - Quiz
Hij (lachen) mij gisteren vierkant uit.
A
lachte
B
lachtte
C
lachten
D
lachtten
Slide 11 - Quiz
De (stelen) auto werd de volgende dag teruggevonden.
A
gestole
B
gestolen
C
stelende
Slide 12 - Quiz
Vorige maand (wachten) de slachtoffers tevergeefs op de politie.
A
wachte
B
wachtte
C
wachten
D
wachtten
Slide 13 - Quiz
Jammer genoeg (gebeuren) dat wel eens en dat vind ik jammer.
A
gebeurt
B
gebeurd
C
gebeurdt
Slide 14 - Quiz
Janne is (verhuizen) naar Groningen.
A
verhuist
B
verhuisd
Slide 15 - Quiz
Vanwege een storing (rijden) de trein vandaag niet verder.
A
rijd
B
rijdt
Slide 16 - Quiz
De (vermelden) datum bleek niet juist.
A
vermelde
B
vermeldde
Slide 17 - Quiz
Ik (vermoeden) van wel.
A
vermoed
B
vermoedt
Slide 18 - Quiz
De bezorger (overhandigen) mij gisteren een prachtig boeket.
A
overhandigt
B
overhandigd
C
overhandigde
D
overhandigdde
Slide 19 - Quiz
Wij hebben de hele avond (dansen).
A
gedanst
B
gedansd
Slide 20 - Quiz
De docent heeft dat (beloven).
A
belooft
B
beloofd
Slide 21 - Quiz
Jij (voeden) jouw kinderen heel vrij op.
A
voed
B
voedt
Slide 22 - Quiz
Amor (richten) zijn pijlen tien jaar geleden op Paul en Annet.
A
richte
B
richtte
Slide 23 - Quiz
De (verwachten) woedeaanval bleef uit.
A
verwachte
B
verwachtte
Slide 24 - Quiz
Bij welke werkwoordsvorm hoort het grootgedrukte woord?
Zij gaan volgende week VISSEN op de Noordzee.
A
persoonsvorm verleden tijd
B
voltooid deelwoord
C
infinitief
D
gebiedende wijs
Slide 25 - Quiz
Bij welke werkwoordsvorm hoort het grootgedrukte woord?
Karel en Hans hebben alvast online INGECHECKT voor hun vlucht naar Zuid-Afrika.
A
persoonsvorm verleden tijd
B
voltooid deelwoord
C
infinitief
D
gebiedende wijs
Slide 26 - Quiz
Bij welke werkwoordsvorm hoort het grootgedrukte woord?
RUIM nu onmiddellijk je kamer eens op!
A
persoonsvorm verleden tijd
B
voltooid deelwoord
C
infinitief
D
gebiedende wijs
Slide 27 - Quiz
Bij welke werkwoordsvorm hoort het grootgedrukte woord?
DANSEND liep het vrolijke kind door de straat.
A
persoonsvorm verleden tijd
B
voltooid deelwoord
C
onvoltooid deelwoord
D
bijvoeglijk naamwoord
Slide 28 - Quiz
Bij welke werkwoordsvorm hoort het grootgedrukte woord?
De VERBRANDE huizen zijn volledig verwoest.
A
bijvoeglijk naamwoord
B
voltooid deelwoord
C
infintief
D
onvoltooid deelwoord
Slide 29 - Quiz
Bij welke werkwoordsvorm hoort het grootgedrukte woord?
De gehaaste jongen RACETE met zijn fiets zo snel mogelijk naar huis.
A
persoonsvorm verleden tijd
B
voltooid deelwoord
C
infinitief
D
persoonsvorm tegenwoordige tijd
Slide 30 - Quiz
Bij welke werkwoordsvorm hoort het grootgedrukte woord?
Ik heb me zeer VERBAASD over jouw gedrag.
A
persoonsvorm verleden tijd
B
voltooid deelwoord
C
persoonsvorm tegenwoordige tijd
D
bijvoeglijk naamwoord
Slide 31 - Quiz
Bij welke werkwoordsvorm hoort het grootgedrukte woord?
Wat GEBEURT er met de afgedankte kleding?
A
persoonsvorm tegenwoordige tijd
B
voltooid deelwoord
C
persoonsvorm verleden tijd
D
bijvoeglijk naamwoord
Slide 32 - Quiz
Bij welke werkwoordsvorm hoort het grootgedrukte woord?
MELD jij de docent dat zij zich overal mee bemoeit?
A
persoonsvorm tegenwoordige tijd
B
voltooid deelwoord
C
infinitief
D
gebiedende wijs
Slide 33 - Quiz
Hoe ging de test?
Heel goed!
Nou, wel redelijk...
Ik weet het niet.
Het ging niet zo goed.
Het ging gewoon slecht.
Slide 34 - Poll
More lessons like this
Maatwerk werkwoordspelling les 2
October 2021
- Lesson with
34 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
*Instaptoets werkwoordspelling, vwo 1
March 2021
- Lesson with
43 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
les woensdag 31 maart 2021
March 2021
- Lesson with
30 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
*Werkwoordspelling gebiedende wijs, vwo 1
March 2021
- Lesson with
12 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
donderdag 11 maart 2021
March 2021
- Lesson with
10 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
thv1l 04 06 2021 werkwoordspelling H5
June 2021
- Lesson with
19 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
werkwoordspelling herhalingsles 2
March 2023
- Lesson with
21 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
Oefentoets werkwoordspelling havo
May 2021
- Lesson with
32 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1