Quiz vitale, functies, stoma zorg, insuline, bloedsuiker, vochtbalans

Quiz vitale, functies, stoma zorg, insuline, bloedsuiker, vochtbalans
1 / 22
next
Slide 1: Slide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

Quiz vitale, functies, stoma zorg, insuline, bloedsuiker, vochtbalans

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Wat zijn de vitale functies?
A
Hartfrequentie, bloeddruk, niet pluis gevoel, temperatuur en bewustzijn
B
Hartfrequentie, bloeddruk, ademhaling, temperatuur en urineproductie
C
Hartfrequentie, bloeddruk, ademhaling, temperatuur en het 'niet pluis gevoel'
D
Hartfrequentie, bloeddruk, ademhaling, temperatuur en bewustzijn

Slide 2 - Quiz

This item has no instructions

Wat meet je bij de systolische druk
Wat meet je bij de diastolische druk

Slide 3 - Open question

This item has no instructions

Wanneer mag je aan een bepaalde zijde geen bloeddruk meten?

Slide 4 - Open question

This item has no instructions

wat is de normaalwaarde van
de bloeddruk bij een volwassene?
A
120/80 mmHg
B
120/200 mmHg
C
60/120 mmHg
D
40/70 mmHg

Slide 5 - Quiz

This item has no instructions

Wat is saturatie?
A
Hoeveelheid zuurstof in het bloed
B
Zuurstof in de ademhaling
C
De bloedplaatjes in je bloed
D
Zuurstof in je hersenen

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de normaalwaarde van saturatie
bij een gezond persoon?

Slide 7 - Open question

This item has no instructions

Wat is het normale aantal ademhalingen per minuut bij volwassenen?
A
10-12 keer per minuut
B
9-14 keer per minuut
C
20-22 keer per minuut
D
22-25 keer per minuut

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Wat betekend een positieve vochtbalans?
A
De vochtbalans is goed
B
Vochtinname is groter dan vochtuitscheiding
C
Vochtuitscheiding is groter dan vochtinname

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Wat is de normaalwaarde van een nuchtere bloedsuiker?
A
tussen 8 en 12 mmol/l
B
tussen 4 en 6 mmol/l
C
tussen 6 en 8 mmol/l
D
tussen 10 en 15 mmol/ l

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een bloedsuiker dagcurve?

Slide 11 - Open question

This item has no instructions

Wat is een hypo glycemie?
A
Een laag suiker gehalte in de bloed
B
Een hoog suiker gehalte in je bloed
C
Een normaal bloedsuiker
D
Te veel eiwitten in je urine

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Wat weet je van insuline?

Slide 13 - Open question

This item has no instructions

Wat heeft de alvleesklier te maken met insuline
A
Geeft eiwitten af voor de spijsvertering
B
Maakt insuline (hormoon) en glucagon
C
Geeft glucose af aan het bloed
D
Geeft een hormoon af aan het bloed

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Insuline is een hormoon dat ervoor zorgt dat het lichaam glucose kan opnemen in de cellen. Insuline wordt gemaakt door speciale cellen in de alvleesklier. Als je te weinig insuline aanmaakt, komt de glucose niet in de lichaamscellen. Daardoor blijft er te veel glucose (suiker) in het bloed

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Op welke prikplek wordt insuline het beste opgenomen?
A
In het been
B
In de arm
C
In de bil
D
In de buik

Slide 16 - Quiz

Het toedienen van insuline in de armen heeft niet de voorkeur. Bij gebruik van humane insuline, blijft het advies gehandhaafd: kortwerkende insuline in de buik en langwerkende in de benen of billen. Bovenbeen (dijbeen) • Geeft langzame opname van de insuline. Spuit in de bovenkant of de buitenkant van het bovenbeen
Vanuit de buik wordt insuline sneller opgenomen dan vanuit de zijkant van de benen of billen. Daarom kunt u snelwerkende insuline (de insuline die u toedient bij de maaltijd) het beste in de buik toedienen en langwerkende insuline in de zijkant van de bovenbenen of billen.
Waarvoor staan de 5 J's (medicatieveiligheid)

Slide 17 - Open question

This item has no instructions

Benoem een paar belangrijke aandachtspunten bij het injecteren van insuline

Slide 18 - Mind map

Dubbele controle
controle 5 J's
twee eenheden wegspuiten
niet nawrijven
niet in littekenweefsel
niet in blauwe plekken
roteren


Welke soorten insuline zijn er?
A
Kort-, middellang- en langwerkend
B
Kort-, langwerkend en mix
C
Kort-, middellang-, langwerkend en mix
D
Kort-, middellang werkend en mix

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Welke soorten stoma's ken je?

Slide 20 - Open question

This item has no instructions

Indicaties darmstoma

Slide 21 - Mind map

Een ziekte waardoor de hele dikke darm verwijderd moet worden, zoals darmkanker of colitis ulcerosa. ernstige darmontsteking, die niet kan genezen met medicijnen. onbehandelbare verstopping.
Vragen?

Slide 22 - Open question

This item has no instructions