2T Unité 3 les 5

• Frans
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 2

Unité 3 - les 5

2tl

THÈME 1: LA MUSIQUE FRANÇAISE
Écoute bien la chanson! Qui est-ce?

1. Maître Gims
2. Louane Emera
3. Black M
4. Aya Nakamura

THÈME 1: LA MUSIQUE FRANÇAISE
Écoute bien la chanson! Qui est-ce?

1. Soprano
2. Black M
3. Aya Nakamura
4. Ouane Emera

Le programme du 17 mars

1. Oefenen met woordjes 3.3+3.4 (blz. 111)

2. Spreken: voorwerp omschrijven

3. Bespreken: 8abcde (blz.90/91)

4. Luisteren: 9,10,11,12 (blz.93/94)

5. Huiswerk

Aan het eind van deze les:

- ken jij de woordjes van 3.3

- weet je hoe je een werkwoord op -ir moet vervoegen

- kun jij een voorwerp in je omgeving omschrijven

In de volgende dia's komen vragen over de woordjes  van 3.3/3.4

1. le poil
2. encore
3. hier
4. la patte

1. la patte
2. le poil
3. la queue
4. le modèle

1. disparaitre
2. avoir envie de
3. hier
4. urgent

1. hier
2. décrire
3. près de
4. le poil

tu fin...

1. -es
2. -s
3. -is
4. (niks)

il chois...

1. -e
2. -it
3. -is
4. (niks)

wij kiezen

1. nous choisissons
2. nous finissons
3. nous punissons
4. nous réusissons

hij heeft gekozen

1. il a fini
2. il a choisi
3. il a puni
4. il a rougi

Welk woord is juist gespeld?

1. vous finnissez
2. vous finissez
3. vouz finissez
4. vous finisez

Wat is het?

Er komen een aantal beschrijvingen van voorwerpen. Om welke voorwerpen gaat het? De woordjes komen uit 4.2

C'est un objet carré. Il est léger ou lourd. Il est en bois. Il est brun.
Het is een...

1. boek
2. schrift
3. schoolbord
4. tafel

C'est un objet rond. Il est vert. Il est plat. Il est en plastique.
Het is een...

1. schrift
2. plant
3. groene sticker
4. pen

C'est un objet plat. Il est léger. Il est en métal. Il a un écran. Il est en toutes les couleurs. Het is een...

1. raam
2. bord
3. telefoon
4. televisie

Parler: Beschrijving

- Maak nu zelf 4 beschrijvingen van voorwerpen

- Gebruik de woorden van blz. 110 en de kleuren

- Laat je klasgenoot/huisgenoot raden wat het is!

We gaan nu de opd. 8abcde (blz. 90/91) bespreken

(Ben je vandaag thuis? Kijk de opdrachten dan via de site na)

Welke zin(nen) heb je gemaakt bij 8e?

Hoe goed ken je het werkwoord op -IR?

😒🙁😐🙂😃

Hoe goed lukte het om een voorwerp te beschrijven?

😒🙁😐🙂😃

Huiswerk voor vrijdag:

Leren: 3.5+3.6  (blz. 112/113)