§1.3 Wil je welvaart of welzijn?

§1.3 Wil je welvaart of welzijn?
H1 Inkomen en welvaart
1 / 36
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

§1.3 Wil je welvaart of welzijn?
H1 Inkomen en welvaart

Slide 1 - Slide

Planning

Slide 2 - Slide

Wat weet je nog
van §1.2 Niet ieder inkomen is hetzelfde

Slide 3 - Mind map

Hoe groter de 'buik' van de Lorenzcurve is, hoe...
A
meer de inkomens ongelijk verdeeld zijn
B
meer de inkomens gelijk verdeeld zijn.

Slide 4 - Quiz

Hoeveel verdient het 20% rijkste gedeelte van de bevolking in procenten?

Slide 5 - Open question

§1.3 Wil je welvaart of welzijn?
Theorie

Slide 6 - Slide

Lesdoelen
Je leert in deze paragraaf:
  • waarom het nodig is om prioriteiten te stellen
  • wat het betekent dat de meeste goederen schaars zijn
  • wat het verschil is tussen welvaart en welzijn
  • hoe je prijsveranderingen in procenten en met indexcijfers kunt laten zien



Slide 7 - Slide

In je behoeften voorzien

Slide 8 - Slide

Schaarste

Slide 9 - Slide

Welvaart en welzijn

Slide 10 - Slide

Een stijging of daling in procenten berekenen

Slide 11 - Slide

Formule

Slide 12 - Slide

Vorig jaar kreeg je €6 zakgeld, nu krijg je €8,50.
Hoeveel procent is je zakgeld gestegen?

Slide 13 - Open question

Indexcijfers

Slide 14 - Slide

Formule

Slide 15 - Slide

Vragen
Kan je de theorie toepassen?

Slide 16 - Slide

Patatprijs
2016 - €3,10 - indexcijfer 100
2017 - €3,00 - indexcijfer ?
2018 - €? - indexcijfer 95
Reken de vraagtekens uit

Slide 17 - Open question

De mate waarin je met beschikbare middelen in je behoeften kunt voorzien
A
welvaart
B
welzijn

Slide 18 - Quiz

Met middelen kun je in je behoeften voorzien. Deze middelen zijn
A
goederen en diensten
B
tijd en geld
C
vakantie en loon
D
consumeren en produceren

Slide 19 - Quiz

Welzijn is:
A
De mate waarin mensen in hun behoeften kunnen voorzien
B
De mate waarin je behoefte worden voorzien zonder schaarste middelen

Slide 20 - Quiz

je moet prioriteiten stellen omdat:
A
je weinig tijd en geld hebt
B
je niet altijd kan doen wat je leuk vindt
C
je alleen kan doen wat je leuk vindt

Slide 21 - Quiz

Je prioriteiten zijn ....
A
wat iedereen belangrijk vind
B
dezelfde interesses hebt
C
wat jij allemaal wilt
D
wat jij belangrijk vind

Slide 22 - Quiz

Wat is NIET schaars?
A
Elektriciteit
B
Gas uit je gaspit in de keuken
C
Zonlicht

Slide 23 - Quiz

'Prioriteiten stellen' betekent...
A
kiezen wat je het leukst vindt
B
kiezen wat je het belangrijkst vindt
C
kiezen wat je het lekkerst vindt
D
kiezen wat je het stomst vindt

Slide 24 - Quiz

Een schaars goed is:
A
Een goed waar weinig van is.
B
Een goed waar arbeid, kapitaal en/of natuur voor ingezet zijn.
C
Een goed waar weinig vraag naar is.
D
Het tegenovergestelde van een vrij goed.

Slide 25 - Quiz

Aan het werk!
Maken de opdrachten van paragraaf 1.3

Slide 26 - Slide

Afsluiten

Slide 27 - Slide


Leerdoelen waren voor mij duidelijk.
😒🙁😐🙂😃

Slide 28 - Poll

Kan je uitleggen waarom het nodig is om prioriteiten te
stellen.
Ja
Nee
Ik moet hier nog op studeren

Slide 29 - Poll

Kan je uitleggen wat het betekent dat de meeste
goederen schaars zijn.
Ja
Nee
Ik moet hier nog op studeren

Slide 30 - Poll

Kan je het verschil tussen welvaart en welzijn uitleggen.
Ja
Nee
Ik moet hier nog op studeren

Slide 31 - Poll

Kan je prijsveranderingen berekenen in procenten en als
indexcijfers.
Ja
Nee
Ik moet hier nog op studeren

Slide 32 - Poll

Extra uitleg
Kijk voor meer uitleg de volgende video's

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Video

Slide 35 - Video

Slide 36 - Video