Startrekenen 1F H9 verhoudingen en breuken deel 3

Startrekenen 1F deel 3
Hoofdstuk 9

Verhoudingen en breuken
1 / 13
next
Slide 1: Slide
RekenenPraktijkonderwijsLeerjaar 4

This lesson contains 13 slides, with interactive quiz, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Startrekenen 1F deel 3
Hoofdstuk 9

Verhoudingen en breuken

Slide 1 - Slide

Een voorbeeld in de herinnering

Slide 2 - Slide

Een ander voorbeeld

Slide 3 - Slide

Samen
Er staan 6 glazen cola op tafel
in 1 glas zit 1/5 liter cola.
Hoeveel liter cola staat er in totaal op tafel?

Slide 4 - Slide

In 1 prei-schotel gaat 1/8 liter water.
Hoeveel liter water gaat er
in 5 prei- schotels?

Slide 5 - Open question

Maken
Opdracht 15, 16, 17 en 18 op blz 195 en 196

Klaar? nakijken

Daarna studiemeter: 
1F --> domein 2 --> oefeningen --> verhoudingen en breuken
Maak deze oefening --> 

Slide 6 - Slide

Les 3: breuken en decimale getallen
Breuken en decimale getallen zijn eigenlijk hetzelfde, maar je schrijft ze anders op. 

De enige manier om dit te leren, is om het uit je hoofd te leren en heel vaak te oefenen.
 
In het volgende filmpje zit een fout ontdek welke!!!!

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Een handig trucje
Reken de breuk om naar 1/10 (tienden) of naar 1/100) honderdsten. 

Samen 2 voorbeelden bekijken op blz 196 en 197

Slide 9 - Slide

Samen
Welk decimaal getal is hetzelfde (is gelijk) aan 3/5?





Maken opdracht 20 op blz 198. Samen nakijken.

Slide 10 - Slide

Andersom kan ook
Je kunt een decimaal getal ook als breuk schrijven.
 
1 getal (decimaal) achter de komma --> 10den
2 getallen (decimalen) achter de komma --> 100sten


Slide 11 - Slide

een voorbeeld
0,1 spreek je uit als 1 tiende.
Als breuk: 1/10

0,14 spreek je uit als 14 honderdsten
als breuk: 14/100

Slide 12 - Slide

Belangrijk dus
Hoe spreek ik het uit? 
Door te luisteren naar de uitspraak weet je of je 10den of 100sten moet gebruiken. 
0,3 spreek je uit als ............ en je schrijft dus..............
0,89 spreek je uit als...............en je schrijft dus..............
1,4 spreek je uit als 1 hele en 4 ............en je schrijft dus..............
3,53 spreek je uit als 3 hele en 53 .... ......en je schrijft dus..............

Slide 13 - Slide