Wiskunde minitoets kader hst 6

• Wiskunde
• Middelbare school
• vmbo lwoo, b, k
• Leerjaar 2

Oefenen hst 6

Bereken de
vergrotingsfactor
ABCD is het origineel

1. 200
2. 2,5
3. 0,4
4. 32

Als de vergrotingsfactor 0,8 is.
Wordt het beeld dan groter of kleiner?

1. groter
2. omgedraaid
3. blijft gelijk
4. kleiner

De foto is 10 bij 15 cm.
De vergrotingsfactor is 3,5.

Wat worden de maten van de vergroting?

1. 35 bij 52,5 cm.
2. 35 bij 45 cm.
3. 30 bij 52,5 cm.
4. 30 bij 45 cm.

Schaal 1 : 30
Schaalmodel is 3 cm.

Bereken de werkelijkheid

1. 90
2. 120
3. 10
4. 30

Schaal 1: 50 betekent

1 cm op de tekening is 50 km in werkelijkheid

1. klopt
2. klopt niet

Schaalmodel: 10 cm.
In werkelijkheid: 50 cm.

Wat is de schaal?

1. 1:5
2. 1:50
3. 1:4
4. 10:50

De modelauto heeft een schaal van 1 : 25.
Het model is 15 cm lang.

Hoe groot is de auto in het echt?

1. 2,75 m
2. 375 m
3. 2,75 cm
4. 3,75 m

Driehoek KLM is de vergroting van driehoek ABC. Bereken de vergrotingsfactor

De kleine rechthoek heeft een oppervlakte van 8 cm2. De figuur wordt vergroot met factor 2,5. Bereken de oppervlakte van de vergroting.

Bereken de vergrotingsfactor die hoort bij de dino.

Welke schaal hoort bij deze schaallijn? Leg uit hoe je aan je antwoord komt.

Schaal: 1:50

Schaal 1:100

Schaal 1:25

400 mm in het echt is 8 mm op schaal

5 mm op schaal is 500 mm in het echt

50 mm in het echt is 2 mm op schaal

Aan de slag:

Blz 98

Opdracht 78 t/m 82