This lesson contains 51 slides, with interactive quizzes and text slide.
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Bij vergroten blijft de vorm hetzelfde, maar veranderen de hoeken wel.
A
JUIST
B
ONJUIST,
vorm verandert ook
C
ONJUIST,
vorm verandert en hoeken blijven hetzelfde
D
ONJUIST,
hoeken blijven ook hetzelfde
Slide 2 - Quiz
Van een foto maak ik een vergroting. In de wiskunde heet deze vergroting ...
A
het beeld
B
het origineel
Slide 3 - Quiz
Bereken de vergrotingsfactor.
Slide 4 - Open question
Rex vergroot een foto op het kopieerapparaat. Hij zet het apparaat op 140%. Wat is de vergrotingsfactor.
Slide 5 - Open question
Het beeld van een vergroting heeft een breedte van 30. De vergrotingsfactor is 5. Wat was de breedte van het origineel?
Slide 6 - Open question
Bij een vergroting...
A
De zijden en de hoeken blijven gelijk, de vorm verandert.
B
De zijden en de vorm blijven gelijk, de hoeken veranderen.
C
De hoeken en de vorm blijven gelijk, de zijden veranderen.
D
De hoeken, de vorm en de zijden veranderen.
Slide 7 - Quiz
A
0,4
B
0,6
C
0,5
D
1,2
Slide 8 - Quiz
A
0,75 cm
B
3,15 cm
C
1,33 cm
D
3,2 cm
Slide 9 - Quiz
Bij een modelauto op schaal 1:12
hoort de deze pijlenketting.
Wat moet er op de plaats
van het vraagteken staan?
A
1
B
12
C
6
D
121
Slide 10 - Quiz
Bij een modelauto op schaal 1:12
hoort deze pijlenketting.
Het model is 26 cm lang.
Hoe groot is de auto in werkelijkheid?
A
26:12=2,13 cm
B
26+12=38 cm
C
26 x 12 = 312 cm
D
26-12=14 cm
Slide 11 - Quiz
schaal 1 : 2000 is een...
A
vergroting
B
verkleining
Slide 12 - Quiz
Schaal 1 : 30 Schaalmodel is 3 cm.
Bereken de werkelijkheid
A
90
B
120
C
10
D
30
Slide 13 - Quiz
Wat is de schaal? De auto hiernaast is 75 mm hoog. In werkelijkheid is hij 150 cm. hoog.
A
1:20
B
1:200
C
1:2
D
1:0,2
Slide 14 - Quiz
Schaal: 1:50
Schaal 1:100
Schaal 1:25
400 mm in het echt is 8 mm op schaal
5 mm op schaal is 500 mm in het echt
50 mm in het echt is 2 mm op schaal
Slide 15 - Drag question
Maak de pijlenketting
De bank is in werkelijkheid 80 cm hoog
x 16
In tekening
in werkelijkheid
5 cm
x 16
80cm
Slide 16 - Drag question
schaal: als de schaal 1 : 50 is dan betekend dat:....
A
de kaart is 50 x zo klein als de werkelijkheid
B
de kaart is 50 x zo groot als de werkelijkheid
C
wat op de kaart 1 cm is, is in werkelijkheid 50 m.
D
wat op de kaart 1 cm is, is in werkelijkheid 51 cm
Slide 17 - Quiz
Figuur A: 7 cm breed. Figuur B: 11,9 cm breed. Figuur B -----> Figuur A Wat is de factor? Rond af op één decimaal.
Slide 18 - Open question
Een schaal is bijvoorbeeld 1 : 15 Wat is hier de factor?
Slide 19 - Open question
Een tekening is 3,5 cm breed en de schaal bij de tekening is 1 : 68. Hoeveel cm is de werkelijkheid?
Slide 20 - Open question
A
0,23 cm
B
23 cm
C
75 cm
D
0,75 cm
Slide 21 - Quiz
De vergrotingsfactor van een verkleining
A
is kleiner dan 0
B
ligt tussen 0 en 1
C
is groter dan 1
D
ligt tussen -1 en 1
Slide 22 - Quiz
Wat is waar?
A
Alle zijden zijn 2 keer zo groot geworden.
B
De hoeken zijn even groot gebleven.
C
De vorm is het zelfde gebleven.
D
Dit is een vergroting.
Slide 23 - Quiz
De foto hiernaast heeft de afmetingen 3,5 bij 4,5 cm De foto wordt vergroot met factor 3. Wat zijn nu de nieuwe maten van de foto?
A
47 bij 25
B
10,5 bij 13,5
C
15 bij 75
D
30 bij 40
Slide 24 - Quiz
Een foto is 18 breed. Ik ga deze vergroten met vergrotingsfactor 2,5. Hoe breed wordt de vergroting?
Slide 25 - Open question
Ik vergroot een foto met 200%. Wat is de vergrotingsfactor?
Slide 26 - Open question
Je ziet hier een driehoek die is vergroot. sleep de eigenschappen naar de juiste plek
De driehoek is vergroot met
De hoeken blijven
Wat geldt voor de zijde?
gelijk
x 2
Alle zijde zijn met 2 vergroot
Slide 27 - Drag question
Wat wordt de breedte van de vergroting?
A
2
B
5
C
10
D
20
Slide 28 - Quiz
De foto is 10 bij 15 cm. De vergrotingsfactor is 3,5.
Wat worden de maten van de vergroting?
A
35 bij 52,5 cm.
B
35 bij 45 cm.
C
30 bij 52,5 cm.
D
30 bij 45 cm.
Slide 29 - Quiz
Van de foto wordt een vergroting gemaakt. De factor van de vergroting is 3. Bereken de breedte en de hoogte van de vergroting. en sleep de antwoorden naar de bijbehorende plekken.
lengtematen foto lengtematen vergroting
Voor de breedte geldt: 8 cm
Voor de hoogte geldt: 6 cm
× 3
× 3
× 3
24 cm
18 cm
Slide 30 - Drag question
Wat is de vergrotingsfactor ?
A
2
B
0,5
Slide 31 - Quiz
Wat is de vergrotingsfactor?
A
1, 9 : 2,8 = 0,68
B
2,8 : 1,9 = 1,47
Slide 32 - Quiz
Wat is de vergrotingsfactor?
A
x 1,2
B
x 1,28
C
x 1,33
D
x 0,75
Slide 33 - Quiz
Wat is de factor?
A
2
B
4
C
5
D
6
Slide 34 - Quiz
De factor = 0,89. Het figuur wordt...
A
groter
B
kleiner
C
blijft hetzelfde
Slide 35 - Quiz
Wat worden de maten als je de rechthoek met de factor 0,8 vergroot? … cm. bij … cm.
Slide 36 - Open question
Hoe groot is de lengte van het tweede plaatje?
A
6
B
36
C
12
D
30
Slide 37 - Quiz
Met welke factor moet je driehoek ABC vergroten om driehoek DEF te krijgen?
A
0,6
B
1,25
C
1,3
D
1,5
Slide 38 - Quiz
Wat is de vergrotingsfactor?
A
0,56
B
1,79
Slide 39 - Quiz
De schaal is 1:400. Wat is de vergrotingsfactor?
A
1
B
400
C
0,4
D
4000
Slide 40 - Quiz
A
schaal 1:15
B
schaal 1: 75
Slide 41 - Quiz
Het schaalmodel is 30 cm lang. De schaal is 1 : 8 Hoe lang is de auto in werkelijkheid?
A
400 cm
B
240 cm
C
7,5 cm
D
45 cm
Slide 42 - Quiz
De pinguïn is in werkelijkheid 63 cm hoog. wat is de schaal van de afbeelding?
A
schaal 1: 7
B
schaal 1 : 124
C
schaal 1 : 25
D
schaal 1 : 9
Slide 43 - Quiz
In Madurodam zijn de mensen ongeveer 7 cm lang, in werkelijkheid zijn de mensen ongeveer 1,75 meter lang. op welke schaal zijn de mensen in Madurodam?
A
schaal 1 : 25
B
schaal 1 : 100000
C
schaal 1 : 17
D
schaal 1 : 3
Slide 44 - Quiz
Hoe bereken je de schaal van een tekening?
Meet in de tekening de lengte van een voorwerp waar je de werkelijke afmeting van wil weten.
Vul de getallen in bij de pijlenketting. Zorg dat je dezelfde lengtemaat gebruikt.
Bereken de factor.
Schrijf de schaal van de tekening op.
Slide 45 - Drag question
De schaal van dit model is 1 : 24
De auto is in het echt 3,6 m.
Hoe groot is de auto op schaal?
Vul de verhoudingstabel
echt
schaal
24 cm
1 cm
3,6 m
12 cm
Slide 46 - Drag question
Het model van Jaime is op schaal gemaakt. In werkelijkheid is Jaime 21 keer zo groot.
De schaal van Jaime is ....
A
21:1
B
1:21
C
21
D
1:8
Slide 47 - Quiz
Figuur A: 7 cm breed. Figuur B: 11,9 cm breed. Figuur A -----> Figuur B. Wat is de factor?
Slide 48 - Open question
Oppervlakte figuur A is 25 en wordt vergroot met factor 3. Wat is de nieuwe oppervlakte? Geef alleen het getal als antwoord.
Slide 49 - Open question
Omtrek figuur A is 18 cm en wordt vergroot met factor 3. Wat is de nieuwe omtrek? Geef alleen het getal als antwoord.
Slide 50 - Open question
Een tekening is 5 cm breed. De werkelijkheid is 205 cm breed. Wat is de schaal? Gebruik geen spaties in je antwoord.