Oefentoets bedrijfseconomie 1

Oefentoets bedrijfseconomie 1
Deze les behandelen we een 9tal vragen.
Deze vragen zijn representatief voor de toets.

Succes!
1 / 22
next
Slide 1: Slide
BedrijfseconomieMBOStudiejaar 1

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Oefentoets bedrijfseconomie 1
Deze les behandelen we een 9tal vragen.
Deze vragen zijn representatief voor de toets.

Succes!

Slide 1 - Slide

1.
Bij bedrijf Logistics DEC steeg de omzet in maart .2021 met 5%, de variabele kosten stegen ook met 5%. Van welk soort variabele kosten spreken wij hier?
A
Proportioneel variabele kosten
B
Progressief variabele kosten
C
Degressief variabele kosten
D
Geen van de genoemde opties

Slide 2 - Quiz

Antwoord - uitleg
Hoofdstuk 3.3
Stijging van 5% omzet & stijging 5% variabele kosten.

Slide 3 - Slide

2. Beschrijf het verschil tussen een bedrijf en een onderneming.

Slide 4 - Open question

Antwoord - uitleg
Beschrijf het verschil tussen een bedrijf en een onderneming.

Hoofdstuk 1.1
Een onderneming produceert om geld te verdienen. Een bedrijf hoeft niet het doel te hebben om winst te maken.

Slide 5 - Slide

3. Een keukenboer krijgt diverse planken binnen voor het maken van keukenblad. Hij koopt 1000 planken voor een totaalbedrag van €750.000. De keukenboer kan uit een plank gemiddeld 2 keukenbladen maken. Bereken de kostprijs per keukenblad. Laat je berekening zien.
A
€750
B
€500
C
€375
D
€250

Slide 6 - Quiz

Antwoord - uitleg
Een keukenboer diverse planken binnen voor het maken van keukenblad. Hij koopt 1000 planken voor een totaalbedrag van €750.000. De keukenboer kan uit een plank gemiddeld 2 keukenbladen maken. Bereken de kostprijs per keukenblad. Laat je berekening zien.

Hoofdstuk 3.3

1000 planken * 2 = 2000 keukenbladen.
€750.000 / 2.000 = €375 kostprijs per keukenblad.

Kostprijs = C/N + V/W



Slide 7 - Slide

4. Geef 4 voorbeelden van duurzame productiemiddelen

Slide 8 - Open question

Antwoord - uitleg
 Geef 4 voorbeelden van duurzame productiemiddelen.

Hoofdstuk 1.2
Auto, machine, computer etc.

Gaat een productiemiddel langer dan een jaar mee, dan noem je dit een duurzaam productiemiddel.

Slide 9 - Slide

5. De verkoopprijs van een artikel zonder 9% btw is €150. Bereken het bedrag inclusief BTW.
A
€136,50
B
€163,50
C
€181,50
D
€159

Slide 10 - Quiz

Antwoord - uitleg
De verkoopprijs van een artikel zonder 9% btw is €150. Bereken het bedrag inclusief BTW.

Hoofdstuk 1.3
€150/ 100 * 109 = €163.50
LET OP; btw wordt pas op het laatst "eraan" toegevoegd.

Slide 11 - Slide

6. Wat heb je nodig om de afschrijvingen bij een bedrijf te berekenen. Noem 3 onderdelen.

Slide 12 - Open question

Antwoord - uitleg
Wat heb je nodig om de afschrijvingen bij een bedrijf te berekenen. Noem 3 onderdelen.

Hoofdstuk 2.2 (formule)
Aanschafwaarde, restwaarde en de economische levensduur.

(aanschafwaarde - restwaarde) / economische levensduur = afschrijving per jaar

Slide 13 - Slide

Wat is de formule voor het berekenen van de brutowinst?
A
Verkoopprijs – inkoopprijs/kostprijs = brutowinst
B
Aanschafwaarde - restwaarde / economische levensduur.
C
Omzet- inkoopwaarde omzet - exploitatiekosten = brutowinst
D
(netto)Omzet – inkoopwaarde/kostprijs van de verkopen = brutowinst

Slide 14 - Quiz

Antwoord - uitleg
Wat is de formule voor het berekenen van de brutowinst?

Hoofdstuk 4.3
  1. Verkoopprijs – inkoopprijs/kostprijs = brutowinst
  2. (netto)Omzet – inkoopwaarde/kostprijs van de verkopen = brutowinst

Slide 15 - Slide

Logistics DEC heeft de volgende kosten:
• Abonnement op een vakblad €10 per maand
• Huurkosten €42.500 per kwartaal
• Loonkosten personeel €14.000 per maand
• Gas/Water en licht €6.500 per halfjaar
• Overige kosten Є5.000 per jaar
Bereken de jaarlijkse kosten.
A
€356.120
B
€68.010
C
€250.000
D
€110.120

Slide 16 - Quiz

Antwoord - uitleg
• Abonnement op een vakblad €10 per maand = X12 = €120
• Huurkosten €42.500 per kwartaal x4 = €170.000
• Loonkosten personeel €14.000 per maand x12 = €168.000
• Gas/Water en licht €6.500 per halfjaar x2 = €13.000
• Overige kosten Є5.000 per jaar x1 = €5000

Bereken de jaarlijkse kosten. €356.120

Slide 17 - Slide

8. Bereken het resultaat van Logistics DEC over een jaar.
Logistics DEC heeft 154 klanten. Gemiddeld zorgt elke klant voor €3.250 omzet per jaar.
De jaarlijkse kosten zijn.Abb: €10 x 12 = €120, Huurkosten = €170.000, Loonkosten personeel = €168.000, GWL = € 13.000, Overige kosten = €5.000

A
€500.500
B
€144.380
C
€356.120
D
Het juiste antwoord wordt niet genoemd.

Slide 18 - Quiz

Antwoord - uitleg
Bereken het resultaat van Logistics DEC over een jaar.

Hoofdstuk 4.1

Omzet: 154 * €3.250 = €500.500
Kosten = €356.120
Resultaat = €500.500 - €356.120 = €144.380 (+) Winst

Slide 19 - Slide

Logistics DEC heeft op 1-1-2020 een nieuwe machine gekocht, hieronder vind je een aantal gegevens:
Aanschafwaarde: €100.000
Restwaarde: € 2.500
Economische levensduur 6 jaar
Technische levensduur 8 jaar
Bereken de afschrijving als Logistics DEC afschrijft met een vast bedrag per jaar

Slide 20 - Open question

Antwoord - uitleg

Hoofdstuk 2.2
(Aanschafwaarde – restwaarde) / economische levensduur
(€100.000 - €2.500) / 6 = €16.250 = afschrijving per jaar.

Slide 21 - Slide

TOETS - WAT NIET TE VERGETEN
Kostprijs
Winst
Afschrijvingen
Variabele en vaste kosten
Bezettingsresultaat
Break-evenpoint (afzet/omzet)
SUCCES MET JE TOETS!!

Slide 22 - Slide