les 3: algemene spelling, aaneen schrijven

Planning
  • Uitleg aaneenschrijven
  • Verder met Bouwsteen 3F, verkorte leerroute, Luisteren, 2.4
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 2

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Planning
  • Uitleg aaneenschrijven
  • Verder met Bouwsteen 3F, verkorte leerroute, Luisteren, 2.4

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Samengestelde woorden

Slide 3 - Slide

- twee woorden die samen één  woord zijn geworden, én die één klemtoon hebben

 Tennisracket en professioneel racket
Wat is een samenstelling?
één klemtoon
= samenstelling
Twee keer klemtoon
= GEEN samenstelling
(maar bijv. nw en zelfst. nw)

Slide 4 - Slide

1. samenstellingen van drie woorden of minder: tuinman, bruinebonensoep.
2. woorden die gemaakt zijn van er, hier, daar, waar + een voorzetsel: hierom, daarachter, waarna.
3.  getallen met honderd en duizend: driehonderd, dertigduizend.
4. veel samengestelde werkwoorden: autorijden, koffiedrinken, pianospelen. 
5. Veel samengestelde bijvoeglijk naamwoorden, dichtbevolkt, stomverbaasd, ingemaakt.
De volgende woorden schrijf je aan elkaar:

Slide 5 - Slide

Maar, let ook op het betekenisverschil!

Slide 6 - Slide

Maar, let ook op het betekenisverschil!

Slide 7 - Slide

Schrijf in deze zin zoveel mogelijk woorden aan elkaar:

Stijn was stapel verliefd op haar en was daarom dol blij toen ze woensdag avond kwam.

Slide 8 - Open question

Schrijf in deze zin zoveel mogelijk woorden aan elkaar:

Kamperen is een vorm van open lucht recreatie waar bij men op een buiten terrein verblijft.

Slide 9 - Open question

Wat is juist?
A
schouder tas
B
schoudertas

Slide 10 - Quiz

Wat is juist?
A
zilveren ring
B
zilverenring

Slide 11 - Quiz

Wat is juist? (tip: vormen de woorden samen 1 begrip?)
A
fiets sleutel
B
fietssleutel

Slide 12 - Quiz

Wat is juist? (tip: vormen de woorden samen 1 begrip?)
A
Fransehoofdstad
B
Franse hoofdstad

Slide 13 - Quiz

Bedenk een samengesteld werkwoord.

Slide 14 - Open question

Bedenk een samengesteld zelfstandig naamwoord (mensen, dieren, dingen).

Slide 15 - Open question

Aan de slag!
  • Taalblokken 2F: Spelling: samenstellingen

Slide 16 - Slide