Grammaire ! Klas 1

Bonjour!
1 / 30
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Bonjour!

Slide 1 - Slide

Terugblik
Wat hebben we in de vorige les gedaan?

Slide 2 - Slide

Pak boek
Blz 84-85

Slide 3 - Slide

  • Herhaling werkwoorden die eindigen op -er
  • Oefenen met het werkwoord avoir (hebben)

Slide 4 - Slide

Les buts
Aan het einde van deze les...
  • Kun je de uitgangen van de regelmatige werkwoorden die eindigen op -er  toepassen en kun je die uit je hoofd benoemen. 

Slide 5 - Slide

Hoe zat het ook alweer?


Hierna volgt het stappenplan 
STAM
Hele werkwoord

Slide 6 - Slide

Stap 1
Bepaal het hele werkwoord.
Deze herken je aan -er aan het eind van het woord


Aimer, trouver, adorer, parler, donner


Slide 7 - Slide

Stap 2
Haal -er  van het hele werkwoord af

Wat houd je dan over?

De stam!

Slide 8 - Slide

Stap 3
Bepaal de juiste uitgang voor elk persoon
Je                                      +e
Tu                                      +es
Il                                         +e
Elle                                    +e
On                                      +e
Nous                                 +ons
Vous                                  +ez
Ils / elles                          +ent

Slide 9 - Slide

Stap 4
Bepaal de persoon en plak de juiste uitgang aan de stam!






Slide 10 - Slide

Voorbeeld
Je wilt zeggen: 'ik praat'
  • Stap 1: Wat is het hele werkwoord? Praten = Parler
  • Stap 2: Haal -er  van het hele werkwoord. Parl... is nu de stam
  • Stap 3: Bepaal de juiste uitgang voor 'ik'

Slide 11 - Slide

Voorbeeld
Parler - er = parl...
Je krijgt een +e als uitgang

stam + uitgang 
Je parle
Ik praat

Slide 12 - Slide

Je / J'
Tu
il / elle / on
Nous
Vous
ils / elles
e
es
e
ons
ez
ent

Slide 13 - Drag question

Elle ...... (chanter)

Slide 14 - Open question

Tu ....... (donner)

Slide 15 - Open question

Je ...... (aimer)

Slide 16 - Open question

Nous ..... (habiter)

Slide 17 - Open question

de uitgang van ''tu'' is ?
A
e
B
ons
C
ent
D
es

Slide 18 - Quiz

Zet in de goede vorm:
vous (arriver) ____________
A
arrive
B
arrives
C
arrivons
D
arrivez

Slide 19 - Quiz

Zet in de goede vorm:
ils (gagner) ____________
A
gagnes
B
gagnons
C
gagnent
D
gagnez

Slide 20 - Quiz

Zet in de goede vorm:
nous (trouver) ____________
A
trouvez
B
trouvons
C
trouves
D
trouvent

Slide 21 - Quiz

Wat is de stam van parler?

Slide 22 - Open question

A. Je
B. Vous 
C. Elles
D. Tu
Marche
Marchez
Marches
Marchent

Slide 23 - Drag question

Dans ce cours...
  • Verbe avoir
  • Vocabulaire

Slide 24 - Slide

Avoir = hebben
j'ai = ik heb
tu as = jij hebt
il a = hij heeft
elle a = zij heeft
nous avons = wij hebben
vous avez = jullie hebben, u heeft
ils/elles ont = zij hebben

Slide 25 - Slide

J' ... treize ans.
A
ai
B
ont

Slide 26 - Quiz

Nous ... un jardin.
A
avons
B
avez

Slide 27 - Quiz

Martien et Erica ... un château.
A
ont
B
a

Slide 28 - Quiz

La roue
Vervoeg het werkwoord avoir.

Slide 29 - Slide

Ik begrijp het?
😒🙁😐🙂😃

Slide 30 - Poll