Kapitel 2.3: Modale werkwoorden o.v.t.

Modale werkwoorden Duits



Tegenwoordige- en verleden tijd
Modalverben
wissen und möchten
Verleden tijd
1 / 17
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Modale werkwoorden Duits



Tegenwoordige- en verleden tijd
Modalverben
wissen und möchten
Verleden tijd

Slide 1 - Slide

Lernziele
In deze les leer je wat modale werkwoorden zijn.

Je leert de vertalingen van de modale werkwoorden.

Je leert de modale werkwoorden te vervoegen en toe te passen in een zin. 

Slide 2 - Slide

Verschiedene Sorten Verben
  • zwakke werkwoorden ofwel regelmatige werkwoorden  (bijv. wohnen)
  • sterke werkwoorden of onregelmatige werkwoorden 
  • onregelmatige werkwoorden als: haben, sein, werden
  • onregelmatige werkwoorden als de modale werkwoorden (6)

Slide 3 - Slide

Was ist ein Modalverb?
(schreibt auf!)
Een modaal werkwoord  (Modalverb)
  • Modale ww geven een noodzakelijkheid, waarschijnlijkheid, mogelijkheid of wenselijkheid aan. 
  • Staat meestal samen met een infinitief (heel werkwoord) van een ander werkwoord in een zin
  •  Verandert de betekenis van het werkwoord dat in de infinitief staat

Slide 4 - Slide

Heb je dat in het Nederlands ook?
Ja, kijk maar:
'hij eet' -> zegt iets over wat hij op het moment doet.
'hij wil eten' -> hier verandert het werkwoord 'willen' de betekenis van 'eten' en de zin: het is zijn wens iets te eten.
'hij kan eten' -> hier net zo: hij kan eten, maar moet niet.

'willen' en 'kunnen' zijn voorbeelden van modale werkwoorden.


Slide 5 - Slide

Modalverben auf Deutsch:

Slide 6 - Slide

Also dies sind ...
(schreibt auf!)
  • dürfen   (= mogen)
  • können (= kunnen)
  • mögen  (= lusten, lekker vinden, houden van)
  • müssen (= moeten als noodzaak)
  • sollen  (= moeten als wens van een ander, aanrading, bevel)
  • wollen  (= willen)
  • wissen (= weten - geen modaal ww, maar net zo vervoegd)
  • möchten (= zou graag willen - geen modaal ww)

Slide 7 - Slide

Modalverben im Präteritum

Slide 8 - Slide

Uitlegvideo
Modale werkwoorden o.v.t.

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Video

Modalverben im Präteritum
(schreibt auf!)
dürfen = durften
können = konnten
mögen = mochten
müssen = mussten
sollen = sollten
wollen = wollten
wissen = wussten

Slide 11 - Slide

Die Endungen im Präteritum
(schreibt auf)
ich stam + e
du stam + est
er/sie/es stam + e
wir stam + en
ihr stam + et
sie/Sie stam + en

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Präteritum
(wollen) Ich ______ nach Hause gehen.
A
wollte
B
willte
C
wollt
D
willt

Slide 14 - Quiz

Präteritum
(dürfen) ______ du in die Disko gehen?
A
dürftest
B
darftest
C
durftest
D
willt

Slide 15 - Quiz

Präteritum
(wissen) ______ er, dass die letzte Stunde ausfiel?
A
wisste
B
wusste
C
weißte

Slide 16 - Quiz

Ezelsbruggetje modale werkwoorden
Onthoud de eerste letters van het rijtje werkwoorden
dürfen - können - mögen - müssen - sollen - wollen - wissen

En maak hiermee een voor jou makkelijk te onthouden zin,
bijvoorbeeld:
de klas moet maar snel weg wezen
En verlink deze letters in je hoofd met de Modalverben ....

Slide 17 - Slide