Ga naar Classroom en maak de opdracht 'Hoe was jouw weekend? (of een onderdeel uit je weekend)?'
Vertel me hoe je weekend was en gebruik in je verhaal minstens 3 verschillende vormen van beeldspraak/stijlfiguren. Tussen de 50 en 100 woorden.
Metafoor, vergelijking, personificatie, understatement, herhaling, opsomming, hyperbool, eufemisme, understatement
Klaar? Lezen in leesboek.