paragraaf 1.2: Landschappen en delfstoffen

Lesdoelen:

  • Je weet wat het verschil is tussen gesteente, delfstoffen, ertsen en fossiele brandstoffen. 
  • Je kunt uitleggen hoe ijzererts, bauxiet, aardolie, aardgas en steenkool zijn gevormd. 
  • Je kunt de relatie leggen tussen de spreiding van reliëfgebieden (in Brazilië) en het voorkomen van natuurlijke hulpbronnen

1 / 34
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes, text slides and 8 videos.

Items in this lesson

Lesdoelen:

  • Je weet wat het verschil is tussen gesteente, delfstoffen, ertsen en fossiele brandstoffen. 
  • Je kunt uitleggen hoe ijzererts, bauxiet, aardolie, aardgas en steenkool zijn gevormd. 
  • Je kunt de relatie leggen tussen de spreiding van reliëfgebieden (in Brazilië) en het voorkomen van natuurlijke hulpbronnen

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Opgave 3: Reliëf verklaard
Opgave 3a.
C=oude stukjes continent botsen tegen elkaar aan en vormen een groot continent.
A= opheffing van het gebied.
D= verwering en erosie van miljoenen jaren.
B=oud gesteente aan de oppervlakte.

3b. Kaart 238A en 238C geeft info over ouderdom plateaus.

3d. Dikke pakketten sediment in het laagland zijn ontstaan doordat rivieren afkomstig uit de hooglanden  zand en klei in de laagvlakten sedimenteerden.


Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Wat zijn ertsen?
Dit zijn de mineralen waarin een metaal zit en waaruit op economische wijze een grondstof kan worden gewonnen.

Dus....alle ertsen zijn mineralen, maar niet alle mineralen zijn ertsen.

Opgave 4a:
Erts is metaalhoudend gesteente, natuurlijke hulpbron wordt uit de natuur gehaald, dat is niet perse  gesteente of delfstof.

Slide 6 - Slide

Opgave 5 Geologie ijzererts
Fase 1:
 A: Zuurstofarm zeewater met opgeloste ijzerdeeltjes
B: de ijzerdeeltjs bezinken (neerslag ijzerdeeltjes)
Fase 2:
C: afwisseling van ijzerrijke en ijzerarme deeltjes (op continent)
D: sedimentatie dikke pakketten sediment (zand en klei)
Fase 3
E: opheffing en  metamorfose van de ijzerhoudende en ijzerame gesteentelagen
Fase 4:
F: erosie van bovenliggende lagen (eerder gevormde ijzererst komt aan de oppervlakte te liggen.

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Slide 12 - Link

Slide 13 - Video

Slide 14 - Video

Slide 15 - Video

Slide 16 - Video

Slide 17 - Slide

opgave 7 Olievorming
A= Brazilië, B= Angola, C=spreidingszone

Slide 18 - Slide

opgave 7 Olievorming

D= organisch materiaal (plankton in zee)
F=poreus gesteente (bijv. kalk of zand)
G= afdekkende laag (bijv. klei of zout)
H= jong sediment afkomstig van het land (zand en grind, klei)

Oliewinning voor de kust van Brazilië is duur omdat de olie zich op grote diepte bevindt.

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Video

Bauxiet 
Aluminium

Slide 21 - Slide

Opgave 6a: Opvallend rode kleur a.g.v chemische verwering
Welke kenmerken heeft dit gesteente? Welk type gesteente?

Slide 22 - Slide

Bauxiet
hoge temperatuur in combinatie met veel neerslag= chemische verwering

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Opgave 4c
Erstsen, gesteente en delfstoffen komen aan de oppervlakte door opheffing, vaak in combinatie met verwering en erosie.

Slide 25 - Slide

Juist of onjuist? De aanwezigheid van ertsen zegt iets over platentektoniek in verleden.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 26 - Quiz

Wat was aardolie voordat het aardolie werd?
A
Dood plankton en andere zeedieren
B
Dode bladeren, takken, struiken en bomen
C
Lava en as
D
Zand en klei

Slide 27 - Quiz

Aardolie wordt gevormd uit plankton, maar aardolie wordt niet overal waar plankton was ook aangetroffen. Welke omstandigheid is nodig om aardolie te kunnen aantreffen? Er is maar één antwoord goed.

A
breuken
B
de aanwezigheid van droog aardgas
C
ondoorlatende afdeklaag van zout
D
veel water

Slide 28 - Quiz

Onbewerkt materiaal om iets van te maken of fabriceren.
Grondstof die diep uit de aarde wordt gehaald (bv. steenkool)
Alle bruikbare producten uit de natuur.
Hulpbronnen die we telkens opnieuw kunnen gebruiken zoals zeeën, water, bossen en landbouwgrond.
Grondstoffen die op kunnen raken, omdat er maar een beperkte hoeveelheid van is (bijv. aardolie)
Grondstoffen
Delfstoffen
Natuurlijke hulpbronnen
Hernieuwbare hulpbronnen
Niet-hernieuwbare hulpbronnen

Slide 29 - Drag question

2 beweringen:
1. Ertsaders komen vooral in plooiingsgebergten voor
2. Dagbouw van ertsen is soms mogelijk doordat er veel erosie heeft plaatsgevonden in een gebergte
A
Beide beweringen zijn juist
B
Beide beweringen zijn onjuist
C
Bewering 1 is juist, 2 onjuist
D
Bewering 1 is onjuist, 2 juist

Slide 30 - Quiz

Kalksteen is ontstaan
A
hoog in de bergen
B
in de zee
C
in moerassen
D
in woestijnen

Slide 31 - Quiz


Steenkool is ontstaan uit?
A
Lagen zand
B
Plankton
C
Plantenresten
D
Grind

Slide 32 - Quiz

Een afdekkende laag, caprock, is vaak....
A
zand
B
klei
C
zout
D
sedimentgesteente

Slide 33 - Quiz

Reservoirgesteente is meestal....
A
stollingsgesteente
B
sedimentgesteente
C
metamorf gesteente

Slide 34 - Quiz