2B Cursus 6 §6 Vaste voorzetsels bij werkwoorden

Welkom 2m3!
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 2

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Welkom 2m3!

Slide 1 - Slide

Deze les...
  • Lezen
  • Planning bekijken;
  • Doelen doornemen;
  • Uitleg h6 Vaste voorzetsels bij werkwoorden;
  • Aan de slag!

Slide 2 - Slide

Planning bekijken
Laatste toets van het schooljaar.

Hoofdstuk 6

Slide 3 - Slide

Doelen

  • Ik kan bepalen of bij een werkwoord een vast voorzetsel hoort;
  • Ik kan veelvoorkomende vaste voorzetsels bij werkwoorden herkennen en gebruiken.

Slide 4 - Slide

§6 Vaste voorzetsels bij werkwoorden
Wat zijn voorzetsels ook alweer?



(Hint: denk aan 'kastjewoorden' en 'feestjewoorden'.)

Slide 5 - Slide

§6 Vaste voorzetsels bij werkwoorden
Wat zijn voorzetsels ook alweer?
Voorzetsels geven een plaats, tijd of richting aan.

Voorbeelden: 
op, in, achter, tijdens, naar, naast, over, onder, 
van, bij, tegen, gedurende, voor, door.

Slide 6 - Slide

§6 Vaste voorzetsels bij werkwoorden
  • Bij sommige werkwoorden hoort een vast voorzetsel;
  • Je kunt het voorzetsel dan niet vervangen door een ander voorzetsel.

Slide 7 - Slide

§6 Vaste voorzetsels bij werkwoorden
>> Samantha twijfelt er niet aan dat ze een voldoende haalt 
      voor de repetitie wiskunde.

  • Bij het werkwoord 'twijfelen' hoort het vaste voorzetsel 'aan'.
  • Je kunt 'aan' niet vervangen door een ander voorzetsel.

Slide 8 - Slide

§6 Vaste voorzetsels bij werkwoorden
>> Onze hond Max ligt het liefst op/in/naast/achter/onder 
      de bank te slapen.

  • Bij 'liggen' hoort geen vast voorzetsel. Je kunt het met verschillende voorzetsels combineren.

Slide 9 - Slide

§6 Vaste voorzetsels bij werkwoorden
Geef op de volgende pagina's aan of het voorzetsel dat tussen haakjes staat een vast voorzetsel bij het werkwoord is. 
Kies 'vast' of 'niet-vast'.

Slide 10 - Slide

Hanne verlangt nu al (naar) de zomervakantie.
A
vast
B
niet-vast

Slide 11 - Quiz

De jongens vertrekken (om) 7:45 uur vanaf het bruggetje.
A
vast
B
niet-vast

Slide 12 - Quiz

De docent dreigde (met) straf toen Lucian maar bleef kletsen.
A
vast
B
niet-vast

Slide 13 - Quiz

Pien heeft goed geleerd, dus rekent ze (op) een voldoende voor haar toets.
A
vast
B
niet-vast

Slide 14 - Quiz

Richards fiets staat (naast) de fietsenstalling.
A
vast
B
niet-vast

Slide 15 - Quiz

Ik kan kan bepalen of bij een werkwoord
een vast voorzetsel hoort (§6).
😒🙁😐🙂😃

Slide 16 - Poll

§6 Vaste voorzetsels bij werkwoorden
Vul op de volgende pagina's het voorzetsel in dat bij het werkwoord hoort dat tussen haakjes staat.

Slide 17 - Slide

Toen ze jarig was, (trakteerde) Rachèl ... waterijsjes.

Slide 18 - Open question

Sepp stond wel ruim een kwartier te (wachten) ... het meisje met wie hij had afgesproken.

Slide 19 - Open question

Brodey wil graag (proeven) ... de appeltaart die zijn vader net uit de oven heeft gehaald.

Slide 20 - Open question

Na schooltijd (belt) Vivian vaak nog uren ... haar beste vriendinnen.

Slide 21 - Open question

Tobias (schrok) ... de kat die plotseling de weg overstak.

Slide 22 - Open question

Ik kan veelvoorkomende vaste voorzetsels
bij werkwoorden gebruiken (§6).
😒🙁😐🙂😃

Slide 23 - Poll

Aan de slag!
Maak oefening 1 t/m 4 vanaf blz 158.

timer
7:00

Slide 24 - Slide