2.2: groot, groter, het grootst

• NT2
• Middelbare school
• vmbo lwoo, k
• Leerjaar 3

2.2: groot, groter, het grootst

Aan het einde van de les kan je de trappen van vergelijking in een zin gebruiken. 

maak van een woord de vergrotende trap. Bijvoorbeeld: groot-groter

de trappen van vergelijking 

klein, kleiner - groot, groter

Als je mensen of dingen wilt vergelijken, zet je meestal -er achter het woord:

klein - kleiner

groot - groter

dik - dikker

mooi - mooier 

Wat doe je met woorden die op een r eindigen?

Deze woorden krijgen -der achter het woord:

lekker - lekkerder

duur - duurder

zwaar - zwaarder

Let op!

Er zijn ook onregelmatige woorden:

graag - liever  - liefst

goed  - beter  - best

veel    - meer   - meest

weinig - minder - minst

Deze woorden moet je dus uit je hoofd leren!

Wanneer je twee mensen of dingen met elkaar wilt vergelijken, gebruik je het woord dan.

Omar is ouder dan  mijn broer.

Mijn auto is goedkoper dan  jouw auto. 

Welk woord is weg?
De groene jurk is mooi, maar de zwarte jurk is ________.

Welk woord is weg?
James is ______ (groot) dan Blazej.

mijn land - jouw land

Hieronder staan trappen van vergelijking. Welke is goed?

1. groen-groenst-groener
2. groen-groener-groenst
3. groenst-groen-groener