This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Items in this lesson
Communicatie
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Video
Waar denk jij aan bij het begrip communicatie?
Slide 3 - Mind map
Wat is communicatie?
Het bedoeld of onbedoeld overbrengen van een bepaalde boodschap op iemand anders
Hierbij is altijd sprake van een zender en een ontvanger.
Slide 4 - Slide
Communicatie en interactie
Communicatie
Het overbrengen van informatie van de een naar de ander
Informatie overdracht
Indirecte communicatie
Zender --> Boodschap--> Ontvanger
Feedback
Tekst
Slide 5 - Slide
Communiceren in jouw rol als student verpleegkunde
Met wie communiceer je:
* op school
* Op stage
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Communicatie
Communicatie is goed als:
De ander begrijpt wat jij bedoelt
Jij begrijpt wat de ander bedoelt
Dit doe je door:
Vragen te stellen
Actief te luisteren
Controleren
Slide 8 - Slide
Soorten communicatie
Eenzijdige communicatie
Tweezijdige communicatie
Meerzijdigecommunicatie
Slide 9 - Slide
Soorten communicatie
Eenzijdige communicatie
Zender --> alleen uitzenden
Ontvanger --> alleen ontvangen
Tweezijdige communicatie/meerzijdige communicatie
Mogelijkheid om te reageren
Slide 10 - Slide
Wat is het verschil tussen verbale en non-verbale communicatie?
Slide 11 - Open question
Slide 12 - Slide
Ruis
- Veel lawaai om je heen
- Andere taal
- Van binnenuit --> je bent moe of je vindt iemand niet aardig.
- onduidelijk praten
- Vak jargon
Vraag:
WANNEER HEB JIJ LAST VAN RUIS?--> uitleg opdracht 'Ruis'
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Slide
Communicatie
Gesloten vraag: Kan je alleen ja of nee beantwoorden
Gaat het goed?
Open vraag: Kan verschillende, vaak langere, antwoorden hebben
Hoe gaat het met je?
Slide 15 - Slide
Wat is belangrijk tijdens het luisteren?
Slide 16 - Mind map
Slide 17 - Slide
voorbeeld van actief luisteren is
A
luisteren terwijl je sport
B
je vat samen en oordeelt niet wat de ander je zegt.
C
gewoon luisteren
D
luisteren terwijl je op sociale media zit
Slide 18 - Quiz
Schriftelijke communicatie
Slide 19 - Slide
Algemene tips voor het schrijven van e-mails
Zorg voor een vriendelijke inleiding en start je bericht nooit met ‘ik’.
Houd de e-mail kort en ben zo concreet mogelijk. Een slimme lay-out helpt je daarbij.
Gebruik geen afkortingen van vaste uitdrukkingen zoals MVG (met vriendelijke groeten) of gr (groeten).
Schrijf geen spreektaal. Maak nette en korte zinnen, zodat je tekst voor iedereen goed leesbaar is.
Stuur het bericht alleen aan iemand voor wie het echt bedoeld is. Denk goed na voordat je iemand toevoegt aan het CC-veld. Wat wil je daarmee bereiken?
d. Heb je echt snel antwoord op een e-mail nodig? Bel dan in plaats van een e-mail te sturen
Slide 20 - Slide
Opbouw van een mail
Onderwerp: Zorg dat in de onderwerpregel precies staat waar je bericht over gaat.
Aanhef: Kies voor een formele of informele aanhef.
Inleiding: Na de aanhef volgt een korte inleiding. Hierin schrijf je waarom je de e-mail stuurt of schrijf je iets aardigs voor de ander. Dat kan een persoonlijk tintje hebben.
Inhoud: houd je zinnen eenvoudig en kort
De afsluiting: Tot slot schrijf je wat je verwacht van iemand na het lezen van de e-mail of – als dat niet nodig is – sluit je je bericht vriendelijk af.