Voorwerpen met een willekeurige vorm noem je voorwerpen.
Bijvoorbeeld een sleutel, een steentje, een puntenslijper, enz.
Je bepaalt het volume dan met de -methode.
Je hebt dan een nodig.
Voorbeeld. Beginstand water = 5,0 mL =
Voorwerp erbij. Eindstand =
Volume voorwerp is dan