Financiële Planning: Investeringen en Exploitatie

Financiële Planning: Investeringen en Exploitatie
1 / 19
next
Slide 1: Slide
BedrijfseconomieMBOStudiejaar 1,4

This lesson contains 19 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Financiële Planning: Investeringen en Exploitatie

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Leerdoel
Aan het einde van de les zul je het verschil begrijpen tussen een investeringsbegroting en exploitatiebegroting, evenals de verschillende kostensoorten.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Wat weet je al over het verschil tussen een investeringsbegroting en exploitatiebegroting?

Slide 3 - Mind map

This item has no instructions

Grondregel
Een begroting is opgemaakt excl. btw

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Slide 1: Wat is een investeringsbegroting?
Een investeringsbegroting is een overzicht van de verwachte kosten en opbrengsten van investeringen in vaste activa, zoals gebouwen, machines en voertuigen.

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Slide 2: Wat is een exploitatiebegroting?
Een exploitatiebegroting is een overzicht van de verwachte kosten en opbrengsten van de dagelijkse bedrijfsactiviteiten, zoals inkoop, verkoop en personeelskosten.

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Slide 3: Verschil tussen investeringsbegroting en exploitatiebegroting
Het belangrijkste verschil tussen een investeringsbegroting en exploitatiebegroting is dat een investeringsbegroting betrekking heeft op vaste activa (tastbare kapitaalgoederen),

terwijl een exploitatiebegroting betrekking heeft op dagelijkse bedrijfsactiviteiten. ( direct leiden tot opbrengsten en kosten in de winst-en- verliesrekening)

Slide 7 - Slide

Vaste activa die betrekking hebben op tastbare kapitaalgoederen. Voorbeelden van materiële vaste activa zijn: grond, woningen en bedrijfsgebouwen, weg- en waterbouwkundige werken, vervoermiddelen, machines, installaties en apparatuur, in cultuur gebrachte flora en fauna (bomen, vee).
Slide 4: Kostensoorten
Er zijn verschillende kostensoorten,
zoals vaste kosten,
variabele kosten,
directe kosten en indirecte kosten.

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Slide 5: Vaste kosten
Vaste kosten zijn kosten die niet veranderen, ongeacht de productie- of verkoophoeveelheid, zoals huur, salarissen en verzekeringen.

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Vaste kosten
Huurkosten.
Hypotheekkosten.
Rentelasten.
Administratiekosten.
Softwarekosten.
Afschrijvingskosten van auto's.
Afschrijvingskosten van machines.
Kosten voor vast personeel.

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Slide 6: Variabele kosten
Variabele kosten zijn kosten die veranderen op basis van de productie- of verkoophoeveelheid, zoals grondstoffen en energiekosten.

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Variabele kosten
grondstof,
de elektriciteit (als deze belangrijk is voor je productie), verpakking- en transportkosten

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Slide 7: Directe kosten
Directe kosten zijn kosten die rechtstreeks toewijsbaar zijn aan een specifiek product of project, zoals grondstoffen voor een productieproces.

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Directe kosten
Bedrijf T-shirts verkoopt:
de kosten voor de stof en de inkt die worden gebruikt om de T-shirts te maken.
Arbeidskosten voor werknemers die direct betrokken zijn bij de productie van een product of het verlenen van een dienst,
 

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Slide 8: Indirecte kosten
Indirecte kosten zijn kosten die niet direct toewijsbaar zijn aan een specifiek product of project, zoals algemene administratiekosten.

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Indirecte kosten
 salariskosten voor management en administratie,
kosten voor verzekeringen,
huurkosten voor kantoorruimte
kosten voor marketing- en verkoopinspanningen.

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 17 - Open question

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 18 - Open question

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 19 - Open question

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.