Fictie + 'Meer dan lezen' par 1+2 - woe 9 okt

Welkom!
Fijn dat je er bent,
ga lekker zitten.

Pak je spullen!
  1. lesboek
  2. schrift
  3. pen
  4. leesboek

Open je leesboek, 
we starten met lezen.
1 / 24
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 24 slides, with text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom!
Fijn dat je er bent,
ga lekker zitten.

Pak je spullen!
  1. lesboek
  2. schrift
  3. pen
  4. leesboek

Open je leesboek, 
we starten met lezen.

Slide 1 - Slide

Deze les
Wat gaan we doen?
  • herhalen theorie leesstrategieën 
  • extra aandacht voor twee verschillende strategieën
  • onderwerp en hoofdgedachte bespreken


Slide 2 - Slide

Leerdoel
  • Je kent en herkent de leesstrategieën nu perfect
  • Je leert over het onderwerp en hoofgedachte  

Slide 3 - Slide

Planning 'meer dan lezen'
Week 1: theorie over leesstrategieën + opdrachten maken
Week 2: theorie over onderwerp en hoofdgedachte + opdrachten maken
Week 3 en 4: herhaling, oefenen + toets maken

Slide 4 - Slide

Tot nu toe
Je hebt geleerd leesstrategieën gebruiken om bepaalde informatie uit een tekst te halen. 

Check 1: wat is een leesstrategie? 

Check 2: intensief lezen is een leesstrategie

Slide 5 - Slide

Weet je 't nog?
Leesstrategieën = manieren om een tekst te gaan lezen.

  1. .............................................................................................
  2. .............................................................................................
  3. .............................................................................................
  4. .............................................................................................

Slide 6 - Slide

Tot nu toe
  1. globaal → gebruik je als je de deelonderwerpen van de tekst wil bepalen. 
  2. oriënterend → gebruik je als je het onderwerp van de tekst wil achterhalen. Je bekijkt de tekst van van een afstandje. 
  3. precies
  4. zoekend

Slide 7 - Slide

Globaal
Je leest globaal als je achter de deelonderwerpen in de tekst wilt komen. Stel, de tekst gaat over sporten. Dan is sporten het hoofdonderwerp. Deelonderwerpen zouden dan kunnen zijn:
  • Hockey
  • Tennis
  • Voetbal
  • Rugby 
  • Boksen
De deelonderwerpen vertellen samen wat over het hoofdonderwerp.

Slide 8 - Slide

Oriënterend 
Je leest oriënterend als je wilt weten waar de tekst over gaat. Het helpt je te ontdekken of de tekst bruikbaar is voor jou. Dit doe je door de tekst van een afstand te bekijken. 
Tijdens het oriënterend lezen kijk je naar:
de titel;
de illustraties;
de tussenkopjes;
de andersgedrukte woorden (dus bijvoorbeeld de dikgedrukte woorden);

Terwijl je dit allemaal bekijkt vraag je, jezelf af: waar gaat de tekst over? Zonder de hele tekst te lezen, weet jij nu toch het onderwerp van de tekst.



Slide 9 - Slide

Verschil globaal en oriënterend
Globaal lezen
Doel: vaststellen wat voor deelonderwerpen over het onderwerp worden besproken.
Hoe: lees de eerste en laatste zinnen van de alinea.

Oriënterend lezen
Doel: bepalen of een tekst relevant is voor je doel of onderwerp.
Hoe: snel door de tekst scannen, kijken naar afbeeldingen, inleiding en eerste zinnen van alinea’s.

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Video

Waar gaat 't over?
Onderwerp 


Hoofdgedachte

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Het onderwerp
  • Je kunt met één woord of met een paar woorden zeggen wat het onderwerp is, bijvoorbeeld: fietsen of taart bakken.
    Als je weet wat het onderwerp van een tekst is, begrijp je de tekst beter wanneer je hem helemaal gaat lezen.
  • Je vindt het onderwerp door
    1. De tekst oriënterend te lezen
    2. De vraag te stellen: waarover gaat deze tekst? 
    Het kortst mogelijke antwoord = het onderwerp 

Slide 14 - Slide

De hoofdgedachte
  • De hoofdgedachte van een tekst is één volledige zin die het belangrijkste samenvat wat in de tekst over het onderwerp gezegd wordt.
    Je vindt de hoofdgedachte door
  • 1. De tekst precies te lezen
    2. Te kijken of de hoofdgedachte letterlijk aan het begin en het eind van de tekst  staat. Als dit niet zo is, vraag je dan af wat het antwoord is op de vraag: wat is het belangrijkste wat in de tekst over het onderwerp gezegd wordt?


Slide 15 - Slide

Slide 16 - Video

Waar ging het filmpje over?
  • Mag ik het onderwerp omschrijven met een hele zin?
    Ja / nee 
  • Hoe noem je de kleinere onderwerpen in een tekst?
    ....................................................................................................................
  • De hoofdgedachte kun je in een zin samenvatten.
    Ja / nee

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Aan de slag!
Wat? Maak opdracht 2 (t/m 2.4) en 3 op p. 21-24.
Hoe? Je werkt in stilte. Antwoorden noteer je in je schrift. 
Hulp? Dit red je zelf. Kom je er echt niet uit? Dan steek je je hand op. 
Tijd? 20 minuten.
Uitkomst? We gaan de opdracht later bespreken. 
Eerder klaar? Ga verder met opdracht 4 op. 24. 
Ook klaar? Lees in stilte in je leesboek.
timer
20:00

Slide 19 - Slide

Aan de slag!
Wat? Maak opdracht 1, 2 en 3 op p. 18-19
Hoe? Je werkt in stilte. Antwoorden noteer je in je schrift. 
Hulp? Dit red je zelf. Kom je er echt niet uit? Dan steek je je hand op. 
Tijd? 20 minuten.
Uitkomst? We gaan de opdracht later bespreken. 
Eerder klaar? Ga verder met opdracht 7 op p. 20-21. 
Ook klaar? Lees in stilte in je leesboek.
timer
20:00

Slide 20 - Slide

Check! 
  • Je kent en herkent de leesstrategieën nu perfect
  • Je leert over het onderwerp en hoofgedachte  

Check: het onderwerp omschrijf je met een hele zin 

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Fictie + 'Meer dan lezen' par 1 herhaling hv

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Video