Les 18: alles herhalen

Bonjour!
Vandaag gaan we oefenen met de kennis die je nodig hebt voor de markt en voor de toets! 
1 / 33
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Bonjour!
Vandaag gaan we oefenen met de kennis die je nodig hebt voor de markt en voor de toets! 

Slide 1 - Slide

Hoe voorbereid ben je op de markt?
0 = totaal niet / 10 = helemaal
-110

Slide 2 - Poll

Hoe zeg je in het Frans: wat is dat?
A
Ça coûte combien?
B
C'est quoi?
C
Les ingrédients?
D
C'est bon?

Slide 3 - Quiz

"Est-ce-que je peux avoir un morceaux de ça?"
betekent =

Slide 4 - Open question

Il y a quels ingrédients dedans?
betekent ...

Slide 5 - Open question

Ça coûte combien?
Betekent ...

Slide 6 - Open question

Hoe zeg je in het Frans "het kost 1.50 euro"?

Slide 7 - Open question

"Het is een" (mannelijk)
in het Frans is =

Slide 8 - Open question

Un gâteau au chocolat
A
chocolade muffins
B
chocolade koekjes
C
een chocolade taart
D
stukjes chocola

Slide 9 - Quiz

Un gâteau aux pommes
A
koekjes met vanille
B
appeltaart
C
pannenkoeken
D
Appelkoeken

Slide 10 - Quiz

La farine
A
bloem
B
suiker
C
melk
D
eieren

Slide 11 - Quiz

Les oeufs
A
suiker
B
melk
C
eieren
D
brood

Slide 12 - Quiz

le sucre
A
melk
B
suiker
C
chocola
D
brood

Slide 13 - Quiz

le pain = ...
A
brood
B
melk
C
suiker
D
bloem

Slide 14 - Quiz

Aimer = ....

Slide 15 - Open question

Détester = ...

Slide 16 - Open question

préférer = ...

Slide 17 - Open question

manger = ...

Slide 18 - Open question

adorer = ...

Slide 19 - Open question

Je prends = ...

Slide 20 - Open question

Werkwoorden -er vervoegen

Slide 21 - Slide

Let op! Twee sleepdoelen hebben twee mogelijkheden
mange
manges
mange
mangeons
mangez
mangent
Je
Tu
Il/ Elle / on
Nous
Vous
Ils/ Elles

Slide 22 - Drag question

Ik ben dol op = (adorer)

Slide 23 - Open question

jij bent dol op = (adorer)

Slide 24 - Open question

Hij is dol op = (adorer)

Slide 25 - Open question

wij zijn dol op = (adorer)

Slide 26 - Open question

jullie zijn dol op = (adorer)

Slide 27 - Open question

Elles zijn dol op = (adorer)

Slide 28 - Open question

Ik hou van = (aimer)

Slide 29 - Open question

hij heeft een hekel aan = (détester)

Slide 30 - Open question

zij hebben liever = (préférer) (vrouwelijk)

Slide 31 - Open question

Jij eet het brood = ... (manger) ...

Slide 32 - Open question

À vous! + prépare une fiche de prononciation.

Slide 33 - Slide