SPAANS Unidad 6a

Unidad 6 En la oficina de turismo
in/bij het VVV-kantoor

Kloktijden (video op volgende dia)
Openbaar vervoer
Weg vragen en uitleggen
Informatie geven over excursieset
1 / 32
next
Slide 1: Slide
SpaansMBOStudiejaar 2

This lesson contains 32 slides, with text slides and 4 videos.

Items in this lesson

Unidad 6 En la oficina de turismo
in/bij het VVV-kantoor

Kloktijden (video op volgende dia)
Openbaar vervoer
Weg vragen en uitleggen
Informatie geven over excursieset

Slide 1 - Slide

getallen
We beginnen met de klok. 
Daarvoor moet je natuurlijk getallen kennen. 
Minimaal tot 60. 

Weet je het niet meer? Google dan naar een video met 
los números en español

Slide 2 - Slide

de tijd: hele uren
Het is 1 uur
Het is 2 uur 
Het is ...

Slide 3 - Slide

en .. minuten
Qué hora es? 
Es la una y cinco. 
1.05 uur of 13.05

Qué horas son?
Son las dos y diez. 
2.10 uur of 14.10

Slide 4 - Slide

min .. minuten
Qué hora es? 
Es la una menos cinco. 
0.55 0f 12.55 uur

Qué horas son?
Son las dos menos diez. 
01.50 of 13.50 uur

Slide 5 - Slide

video's
Er volgen 2 video's.
In de eerste video uitleg in het Nederland.
Probeer de Spaanse zinnen na te zeggen. 
In de tweede video uitleg in het Spaans. 
Je kunt daarbij ondertiteling aanzetten.
Luister & zeg na. 

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Slide 8 - Video

opdrachten in het boek
Qué horas son?
Son las dos y cuarto.
Son las tres y media. 
Son las cuatro menos cuarto.
Son las cinco en punto.
Je kunt nu de opdrachten 6.07 en 6.08 over de tijd/klok maken,  pagina 106 t/m 110


Slide 9 - Slide

6.05
maken: pagina 102 - 103
tekst met vragen

op de volgende dia vind je 
een aantal woorden die je 
op weg kunnen helpen

Slide 10 - Slide

PALABRAS IMPORTANTES
descubrir
el recorrido
la planta 
el lugar
disfrutar
la sombra
necesitar
va
BELANGRIJKE WOORDEN
ontdekken
de rondrit
de verdieping
de plek, plaats
genieten
de schaduw
nodig hebben
gaat

Slide 11 - Slide

opdracht 6.01 pagina 95
Bekijk eerste de volgende 2 dia's met belangrijke woorden, voordat je naar het luisterfragment gaat, dia 15.

Op dia 16 en 17 vind je de tekst bij het luisterfragment en vocabulaire-oefeningen. Luister naar het fragment en lees mee. Doe ook de vocabulaire-oefeningen.

Slide 12 - Slide

PALABRAS IMPORTANTES
ir
va
cuesta
abrir
cerrar (ie)
bajar
subir
tomar
BELANGRIJKE WOORDEN
gaan
gaat
kost
openen
sluiten
uitstappen
instappen
nemen

Slide 13 - Slide

tener que + werkwoord
Usted tiene que ir a ... = U moet gaan naar ...

Usted tiene que bajar en. ... = U moet uitstappen bij ...
Usted tiene que subir en ... = U moet instappen bij ...
Usted tiene que tomar la línea ... = U moet nemen de lijn ... 

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Link

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

opdracht 6.02 pagina 96
In de linkerkolom staan vragen. 
In de rechterkolom zoek je de juiste antwoorden bij die vragen. 
VRAAG 1    Es posible ir en autobús al Museo Picasso? 
ANTWOORD H     Sí, tiene que tomar la línea 39 o 51. Tiene que bajar en el Paseo Picasso. 
Heb je vocabulaire-oefeningen ook gedaan? Dat is nodig om deze opdracht goed te kunnen doen. 

Slide 18 - Slide

opdracht 6.02 pagina 97
De antwoorden vind je in de opdracht op pagina 96. 
Dus ga niet zomaar googelen!!!

Als je toch googelt, controleer dan of de zinnen van Google in de tekst op pagina 96 voorkomen. 

Zo niet, zoek dan naar de goede tekst. 

Slide 19 - Slide

opdracht 6.03 pagina 98 99
Deze opdracht gaat voornamelijk over 
het heel belangrijke werkwoord IR = (gaan). 

Bekijk eerst de vervoeging van het werkwoord op de 
volgende dia en zeg het Spaanse rijtje een paar keer hardop voordat je de opdrachten gaat maken. 

Slide 20 - Slide

IR

yo voy
tú vas
el/ella/usted va

nosotros vamos
vosotros váis 
ellos/ellas van 
GAAN

ik ga
jij gaat 
hij/zij/u gaat

wij gaan 
jullie gaan
zij gaan

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Link

6.04 pag 100
De plaatjes in de linkerkolom staan in de goede volgorde. 
De teksten in de rechterkolom niet. 
Zet de juiste tekst bij de plaatjes.

Slide 23 - Slide

opdracht 6.06
opdracht 6.06 op pagina 104, 105, 106 gaat over 
de trappen van vergelijking
mooi - mooier - mooist 
bonito/a - más bonito/a - el/la más bonito/a
Bekijk eerst de video op de volgende dia voordat je de opdrachten gaat maken. 

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Video

6.09 pagina 111
De volgende opdrachten gaan over 
de weg vragen 
de weg uitleggen 
zeggen waar iets zich bevindt met voorzetsels als 
voor-achter-naast-tussen enzovoorts

Bekijk eerst de video op de volgende dia

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Video

opdracht 6.09 
Bij de opdracht op pagina 111 hoort een geluidsfragment. 
Dat vind je in de Wikwijs op de volgende dia. 

De antwoorden voor de opdracht van pagina 113 vind je in de teksten op pagina 111. Dus ga niet zomaar googelen

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Link

opdracht 6.10
Heb je ook de vocabulaire-opdrachten op Wikiwijs gedaan? 
De voorzetsels op pagina 114 moet je echt goed kennen. 

In de opdracht op pagina 115 moet je de woorden in de goede volgorde zetten, zodat er goede zinnen komen te staan. 

Op pagina 116 nog 2 opdrachten met voorzetsels.

Slide 30 - Slide

6.11    leren: kennen

Slide 31 - Slide

6.12 Tarea Final & Samenvatting
Bekijk de opdracht op pagina 118. Denk je dat je er iets mee kunt? Mag wel, hoeft niet. 
In de samenvatting pagina 119 t/m 122 zie je wat je allemaal moet kennen. Best wel wat. 
Probeer elke dag een paar zinnen te leren. 
Als je elke dag 4 of 5 zinnen leert, 
hoeveel ken je er dan over 1 week, 2 weken ...? 

Slide 32 - Slide