Dorpskrant les 10: stijlfiguren deel 2 en schrijven deel 2


Nederlands - Periode 3 - 2019-2020

De Dorpskrant - Les 10
Creatief schrijven & Spelling
VG2
1 / 44
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 44 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson


Nederlands - Periode 3 - 2019-2020

De Dorpskrant - Les 10
Creatief schrijven & Spelling
VG2

Slide 1 - Slide

Terugblik vorige les
Je kunt nu 5 stijlfiguren herkennen en benoemen:

  • tegenstelling
  • paradox
  • eufemisme
  • understatement
  • overdrijving

(Waarom ook alweer? In iedere tekst in de Dorpskrant verwerk je 1 vorm van beeldspraak (of een stijlfiguur --> daar gaat deze les over!))

Slide 2 - Slide

Aan het einde van deze les ...

... heb je nog 4 stijlfiguren leren kennen: ironie, sarcasme, opsomming en herhaling.
... kun je deze stijlfiguren herkennen en benoemen.

(Waarom ook alweer? In iedere tekst in de Dorpskrant verwerk je 1 stijlfiguur of een vorm van beeldspraak) 
En ga je verder met je dorpskrant....

Slide 3 - Slide

Dorpskrant vorige les ...

... heb je een link aangemaakt voor de Dorpskrant, zodat je hier samen in kunt werken.
 
... heb je 1 tekst voor de dorpskrant uitgeschreven.





Slide 4 - Slide

Dorpskrant vanaf slide 30
Aan het einde van deze les ...

... heb je de tekst die je vorige les hebt uitgeschreven nagekeken, aangepast en verbeterd.

... heb je nog een tekst voor de dorpskrant uitgeschreven

Slide 5 - Slide

Uitleg stijlfiguren
Op de volgende slides volgt de uitleg over stijlfiguren.

Eerst wordt nog een keer herhaald wat stijlfiguren in het algemeen zijn.

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Stijlfiguren
Er zijn verschillende stijlfiguren. Vorige les heb je er 5 leren kennen.
Deze les leer je er 4 bij.
Op de volgende slides volgt per stijlfiguur de uitleg.

  • ironie
  • sarcasme
  • opsomming (enumeratie)
  • herhaling


Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Aan de slag!

Op de volgende slides oefen je met het herkennen en benoemen van stijlfiguren. 

Om ervoor te zorgen dat je de stijlfiguren goed begrijpt, wordt er ook steeds gevraagd om uit te leggen waarom het gaat om het genoemde stijlfiguur.  


Slide 13 - Slide

Welk stijlfiguur herken je?

Hij kwam, hij zag, hij overwon
A
herhaling
B
paradox
C
ironie
D
opsomming

Slide 14 - Quiz

Welk stijlfiguur herken je? Leg je antwoord uit.

Hij kwam, hij zag, hij overwon

Slide 15 - Open question

Welk stijlfiguur herken je?

Voor de radio heb jij wel een mooi gezicht.
A
sarcasme
B
ironie
C
opsomming
D
herhaling

Slide 16 - Quiz

Welk stijlfiguur herken je? Leg je antwoord uit.

Voor de radio heb jij wel een mooi gezicht.

Slide 17 - Open question

Welk stijlfiguur herken je?

Ik ben dom, lomp en famous!
A
herhaling
B
opsomming
C
sarcasme
D
ironie

Slide 18 - Quiz

Welk stijlfiguur herken je? Leg je antwoord uit.

Ik ben dom, lomp en famous!

Slide 19 - Open question

Welk stijlfiguur herken je?

En precies als wij naar buiten gaan, gaat het regenen. We treffen het wel!
A
opsomming
B
herhaling
C
ironie
D
sarcasme

Slide 20 - Quiz

Welk stijlfiguur herken je? Leg je antwoord uit.

En precies als wij naar buiten gaan, gaat het regenen. We treffen het wel!

Slide 21 - Open question

Aan de slag!
Op de volgende slides oefen je nog een keer met het herkennen en benoemen van stijlfiguren. 

Dit keer hoef je niet uit te leggen waarom het om het genoemde stijlfiguur gaat. 

Slide 22 - Slide

Welke stijlfiguur herken je?

'En, hoe was je vakantie?'
(een docent tegen een leerling die lang ziek was)
A
herhaling
B
opsomming
C
sarcasme
D
ironie

Slide 23 - Quiz

Welke stijlfiguur herken je?

'Je kletst me de oren van het hoofd.'
(tegen een verlegen meisje)
A
opsomming
B
herhaling
C
ironie
D
sarcasme

Slide 24 - Quiz

Welk stijlfiguur herken je?

Habiba habiba, waarom stress je mij a zina, a zina?
A
sarcasme
B
ironie
C
herhaling
D
opsomming

Slide 25 - Quiz

Welk stijlfiguur herken je?

Dus jij bent deze zomer met het vliegtuig naar Japan én naar Brazilië gevlogen? Jij hebt het klimaat zo te horen wel op 1 staan!
A
herhaling
B
opsomming
C
ironie
D
sarcasme

Slide 26 - Quiz

Welk stijlfiguur herken je?

Dus jij bent deze zomer met het vliegtuig naar Japan én naar Brazilië gevlogen? En beide keren had je drie uur vertraging? Het zit je wel mee, he…
A
opsomming
B
ironie
C
sarcasme
D
herhaling

Slide 27 - Quiz

Welk stijlfiguur herken je?

We moeten rennen, springen, vliegen, duiken, vallen, opstaan en weer doorgaan!
A
ironie
B
herhaling
C
opsomming
D
sarcasme

Slide 28 - Quiz

Welk stijlfiguur herken je?

We kunnen hier niet blijven, we kunnen hier niet langer blijven staan!
A
opsomming
B
herhaling
C
ironie
D
sarcasme

Slide 29 - Quiz

Dorpskrant ......
Vorige les ...

... heb je een link aangemaakt voor de Dorpskrant, zodat je hier samen in kunt werken.
 
... heb je 1 tekst voor de dorpskrant uitgeschreven.





Slide 30 - Slide

Aan het einde van deze les ...

... heb je de tekst die je vorige les hebt uitgeschreven nagekeken, aangepast en verbeterd.

... heb je nog een tekst voor de dorpskrant uitgeschreven

Slide 31 - Slide

Checklist

Op de volgende slides volgt een aantal vragen die bedoeld zijn om je tekst te verbeteren / nog beter te maken.

Neem ze goed door en doe er ook daadwerkelijk iets mee!
Dus: eerst checken, dan verbeteren, aanpassen en optimaliseren!

Slide 32 - Slide

Aan de slag!
Ga naar jullie krant.
Zoek de tekst op die je vorige les hebt geschreven.
Verbeter deze met behulp van de checklist op de volgende slides.

Slide 33 - Slide

Interpunctie: Begin en eind van de zin

Begint iedere zin met een hoofdletter?
Eindigt iedere zin met een punt, vraagteken of uitroepteken?
A
Ja? --> check!
B
Nee? --> pas aan, voeg toe!
C
Een beetje? --> pas aan, voeg toe

Slide 34 - Quiz

Interpunctie in de zin

Staan er komma's in de zinnen?
Tussen 2 persoonsvormen en voor voegwoorden (omdat, zodat, daardoor, etc)?
A
Ja? --> check!
B
Nee? --> pas aan, voeg toe!
C
Een beetje? --> pas aan, voeg toe

Slide 35 - Quiz

Spelling

Zijn alle (werk)woorden goed gespeld?
Zijn tikfouten verbeterd?
A
Ja? --> check!
B
Nee? --> pas aan, voeg toe!
C
Een beetje? --> pas aan, voeg toe

Slide 36 - Quiz

Zinsbouw

Klopt de woordvolgorde van de zinnen?

A
Ja? --> check!
B
Nee? --> pas aan, voeg toe!
C
Een beetje? --> pas aan, voeg toe

Slide 37 - Quiz

Alinea's

Bestaat je tekst uit alinea's?
A
Ja? --> check!
B
Nee? --> pas aan, voeg toe!
C
Een beetje? --> pas aan, voeg toe

Slide 38 - Quiz

Titel en tussenkopjes

Heeft je tekst een titel (en tussenkopjes) die nieuwsgierig maken?
A
Ja? --> check!
B
Nee? --> pas aan, voeg toe!
C
Een beetje? --> pas aan, voeg toe

Slide 39 - Quiz

Titel en tussenkopjes

Heeft je tekst een titel (en tussenkopjes) die nieuwsgierig maken?
A
Ja? --> check!
B
Nee? --> pas aan, voeg toe!
C
Een beetje? --> pas aan, voeg toe

Slide 40 - Quiz

Creatief taalgebruik

Zit er een vorm van beeldspraak of een stijlfiguur in je tekst?
A
Ja? --> check en onderstreep!
B
Nee? --> voeg toe en onderstreep!

Slide 41 - Quiz

Creatief taalgebruik

De zelfbedachte bewoner komt in de tekst voor en maakt wat mee. Hierin komt je fantasie duidelijk naar voren.
A
Ja? --> check!
B
Nee? --> voeg toe!
C
Een beetje --> voeg nog meer toe!

Slide 42 - Quiz

Uitschrijven tekst 2

In les 11 heb je de inhoud voor de teksten verzameld.

  • Pak deze erbij voor de tekst die jij deze les gaat uitschrijven. 
  • Ga naar jullie link in nieuwstool.nl 
  • Schrijf je tekst uit op de afgesproken plek in de tool.
  • Klaar met schrijven? Lees de tekst nog een keer door en pas opvallende foutjes aan.

Volgende les neem je de tekst nog een keer goed door en verbeter je deze waar nodig.

Slide 43 - Slide

Einde van de les!
Well done!

Slide 44 - Slide