MMA2 - thema 9 gezondheid en ziekte HERHALING LAATSTE
Leerdoel: Klaar voor de toets
1 / 41
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2
This lesson contains 41 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Leerdoel: Klaar voor de toets
Slide 1 - Slide
Oefenvragen hoofdstuk 9
Slide 2 - Slide
Er zijn heel veel ziekten waar vaccinatie voor mogelijk is. Bij de vaccinatie krijg je een vaccin ingespoten. Een vaccin is een vloeistof met...........
A
Schimmels en bacterien
B
Giftige stof en ziekteverwekkers.
C
Zwakke of kapotte ziekteverwekkers.
D
Virus en schimmels
Slide 3 - Quiz
wat is een "leefstijl"?
A
een gezonde manier van leven
B
een ongezonde manier van leven
C
een manier van leven, gewoontes van eten, drinken, slapen, etc
D
je hobbies en dergelijke
Slide 4 - Quiz
Welke van deze cellen zorgt voor je imuunsysteem?
A
Rode bloedcellen
B
Witte bloedcellen
C
Weefsels
D
Witte Immuuncellen
Slide 5 - Quiz
Wat zijn genotmiddelen? (2 antwoorden)
A
middelen waar je je goed bij voelt
B
middelen waar je slecht door voelt
C
stoffen die inwerken op de hersenen
D
middelen waar je spijt van krijgt
Slide 6 - Quiz
Als je lichaam een ziekteverwekker ( of antigen) tegenkomt, gaat het _______ maken.
A
Bloed
B
Antistoffen
C
Ziektedoder
Slide 7 - Quiz
Als je aangeschoten bent dan...
A
Denk je dat je niets meer kunt
B
Denk je dat je meer kunt dan in werkelijkheid
C
Denk je dat je minder kunt dan normaal
Slide 8 - Quiz
Wat zijn ziekteverwekkers? (2 antwoorden)
A
Bacteriën
B
Kou
C
Vaccins
D
Virussen
Slide 9 - Quiz
Infectieziekten, wat zijn dat?
A
antistoffen die ontstaan als je ziek bent
B
stoffen die je ingespoten krijgt bij een vaccinatie
C
ziekten die erfelijk zijn
D
ziekten waarmee je anderen kunt besmetten
Slide 10 - Quiz
Lichaams eigen
Lichaams vreemd
Huidcellen
Bloedcellen
Parasieten
Virussen
Levercellen
Slide 11 - Drag question
Door glucagon wordt de bloedsuikerspiegel
A
Hoger
B
Lager
Slide 12 - Quiz
Wat zit er in een griep vaccinatie ?
A
Antistoffen
B
Antigenen
C
Vreetcellen
D
Een beetje van het verzwakte virus
Slide 13 - Quiz
Als je "immuun" bent voor een ziekte betekend dat:
A
De ziekte kan niet meer in je lichaam.
B
Je wordt ( tijdelijk) niet meer ziek door de ziekte
C
Je wordt altijd ziek door de ziekte
D
Het ziekte is zwakker geworden en gaat dood.
Slide 14 - Quiz
Wat is geen proces van de lever?
A
Afbreken
B
Afvoeren
C
Omzetten
D
Zuiveren
Slide 15 - Quiz
Natuurlijke immuniteit
Kunstmatig immuniteit
Vaccinatie
Je wordt ziek en daarna ben je weer goed.
Slide 16 - Drag question
Bij welke soort afhankelijkheid krijg je ontwenningsverschijnselen?
A
Lichamelijk afhankelijk
B
Geestelijk afhankelijk
Slide 17 - Quiz
Wat is geen ontwenningsverschijnsel?
A
Rusteloos zijn
B
Stress hebben.
C
Gelukkig zijn.
D
Snel boos worden.
Slide 18 - Quiz
Je hebt de nieuwjaarsduik gedaan en je komt uit het water in de gierende noordenwind.
Wat gebeurt er met je huid?
A
Je wordt rood en je krijgt kippenvel.
B
Je wordt bleek en je gaat zweten.
C
Je wordt rood en je gaat zweten.
D
Je wordt bleek en je krijgt kippenvel.
Slide 19 - Quiz
Wat wordt door de huid uitgescheiden?
A
Water
B
Zout
C
Water en zout
D
Koolstofmonoxide
Slide 20 - Quiz
Klopt de volgende stelling: Je bloedvaten trekken zich samen om warmte binnen lichaam te houden.
A
Ja
B
Nee
Slide 21 - Quiz
Nicotine, cafeïne en cocaïne zijn voorbeelden van:
A
Stimulerende drugs
B
Bewustzijnsveranderende drugs
C
Verdovende drugs
Slide 22 - Quiz
Wat voor invloed heeft de nicotine in sigarettenrook op een roker?
A
De nicotine zorgt ervoor dat een roker vaak moet hoesten
B
De nicotine zorgt ervoor dat de roker verslaafd raakt aan het roken
C
De nicotine zorgt ervoor dat het bloed minder goed zuurstof kan vervoeren
D
De nicotine zorgt ervoor dat het slijm in de luchtwegen niet meer naar de keelholte wordt vervoerd
Slide 23 - Quiz
Wiet is een voorbeeld van:
A
Stimulerende drugs
B
Verdovende drugs
C
Bewustzijns-veranderende drug
D
Verdovende en bewustzijnsveranderende drugs
Slide 24 - Quiz
Klopt de volgende stelling: Je bloedvaten gaan open en zitten dus dichterbij het oppervlakte van je huid. Hierdoor kan warmte sneller je lichaam verlaten. Je wordt kouder.
A
Ja
B
Nee
Slide 25 - Quiz
Hoe wordt huidkanker veroorzaakt?
A
uv-straling beschadigt de cellen in de kiemlaag
B
hier word je mee geboren
C
de warmte van de zon beschadigt de cellen
D
uv-straling beschadigt cellen in de hoornlaag
Slide 26 - Quiz
Welke stof plakt aan de trilhaarcellen in je longen en beschadigd het slijmvlies?
A
Nicotine
B
Koolstofmonoxide
C
Teer
D
Koolstofdioxide
Slide 27 - Quiz
Via de ..... wordt je bewust van je lichaamstemperatuur zodat deze eventueel aangepast kan worden
A
Hersenen
B
Huid
C
Ogen
D
Drukzintuigen
Slide 28 - Quiz
wat is uitzaaiing?
A
kankercellen nemen een orgaan over
B
kankercellen worden verspreid door het lichaam
C
kankercellen schakelen een orgaan uit
D
kankercellen worden bestreden door het lichaam
Slide 29 - Quiz
Wat moet bij letter A
A
Vergroten
B
Trekken samen (verkleinen)
Slide 30 - Quiz
De lever zorgt voor de omzetting in onschadelijke stoffen van;
A
Vitaminen
B
Giftige stoffen zoals alcohol en medicijnen
C
Zout
D
Afvalstoffen
Slide 31 - Quiz
Wat is de taak van het verteringsstelsel?
A
Aansturen van organen en spieren
B
Klein maken en opnemen van glucose en voedingsstoffen
C
opnemen van zuurstof en afgeven van koolstofdioxide
D
vervoeren van bloed
Slide 32 - Quiz
Wat moet bij letter B
A
Kouder
B
Warmer
Slide 33 - Quiz
Witte bloedcellen
Rode bloedcellen
Bloedplaatjes
Bestrijden ziekteverwekkers
Vervoeren zuurstof met hemoglobine
Helpen bij de bloedstolling
Slide 34 - Drag question
Wat is de opperhuid
A
De eeltlaag bovenop je huid
B
Binnenste deel van de huid waar veel bloedvaten door stromen, de kiemlaag
C
Buitenste laag van de huid, bestaat uit de hoornlaag en kiemlaag
Slide 35 - Quiz
Wat ligt niet in de lederhuid?
A
Vet
B
Bloedvaten
C
Zintuigen
D
Zweetklieren
Slide 36 - Quiz
Als je te weinig vocht in je lichaam hebt, krijg je _______.
A
Honger
B
Moet je plassen
C
Dorst
Slide 37 - Quiz
Wat wordt er veel opgeslagen in het onderhuidse bindweefsel?