biologie klas 3 thema 4 evolutie FV

Lesdoelen
  • Aan het einde van de les kun je in grote lijnen vertellen over hoe het leven op aarde is ontstaan en is veranderd in de loop der jaren.
  • Je kunt wat voorbeelden noemen van aanpassingen die hebben geleid tot nieuwe soorten organismen.
  • Je kunt verklaringen geven voor aanpassingen die organismen hebben ondergaan.


1 / 46
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 46 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Lesdoelen
  • Aan het einde van de les kun je in grote lijnen vertellen over hoe het leven op aarde is ontstaan en is veranderd in de loop der jaren.
  • Je kunt wat voorbeelden noemen van aanpassingen die hebben geleid tot nieuwe soorten organismen.
  • Je kunt verklaringen geven voor aanpassingen die organismen hebben ondergaan.


Slide 1 - Slide

Slide 2 - Link

Thema 4: Ordening en evolutie
Je hebt het DWDD college van Freek Vonk gezien over de evolutie. Evolutie is de ontwikkeling van het leven op aarde waarbij soorten ontstaan, veranderen en/of verdwijnen.
In deze les beantwoord je vragen die onder andere gaan over dit college.

Slide 3 - Slide

Werk in tweetallen of alleen
  • Je mag bij deze opdracht samenwerken met degene die naast je zit, maar je mag ook alleen de vragen beantwoorden.
  • De antwoorden op de vragen kun je uit het DWDD college halen, maar sommige antwoorden zijn ook op te zoeken in je boek, thema 4 Ordening en Evolutie, maar ook in thema 1, 2 en 3.
 Succes!





Slide 4 - Slide

Evolutie betekent...
A
... plotseling ontstaan
B
... een verandering in korte tijd
C
... uit het niets iets scheppen
D
... geleidelijke ontwikkeling

Slide 5 - Quiz

Wie heeft de evolutie van mens en dier ontdekt?
A
Columbus
B
Darwin
C
Marco Polo
D
Einstein

Slide 6 - Quiz

Hoe heette het schip van deze ontdekkingsreiziger/natuuronderzoeker?
A
Amerigo
B
Beagle
C
Columbus
D
Darwin

Slide 7 - Quiz

Hoe lang was Charles Darwin met zijn schip onderweg?
A
2 jaar
B
5 jaar
C
10 jaar
D
25 jaar

Slide 8 - Quiz

Natuurlijke selectie is noodzakelijk voor evolutie
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quiz

Kunnen grizzly beren en ijsberen zich samen voortplanten?
A
nee, ze zijn niet verwant
B
Nee, want ze komen elkaar niet tegen
C
ja, ze krijgen vruchtbare nakomelingen
D
ja, maar ze krijgen onvruchtbare nakomelingen

Slide 10 - Quiz

De ontwikkeling van larve
tot lieveheersbeestje is een
voorbeeld van evolutie.
A
Ja
B
Nee

Slide 11 - Quiz

Wat is een populatie?
A
Een groep dieren in een gebied
B
Een groep dieren van dezelfde soort in een gebied, die zich onderling voortplanten
C
Alle dieren in een land
D
Alle dieren van dezelfde soort op aarde

Slide 12 - Quiz

Op welke manier kunnen er veranderingen onstaan in het genotype binnen een populatie?
A
Wanneer er een mutatie optreedt
B
Door geslachtelijke voortplanting
C
Door veranderingen in het milieu
D
Door ongeslachtelijke voortplanting

Slide 13 - Quiz

Als in een populatie veel verschillende genotypen voorkomen, heeft deze populatie een grote overlevingskans.
A
juist
B
onjuist

Slide 14 - Quiz

In een populatie ontstaan voortdurend andere genotypen door mutatie en geslachtelijke voortplanting
A
Waar
B
Niet waar

Slide 15 - Quiz

Geef 1 reden hoe slangen hebben bijgedragen aan de evolutie van de mens.

Slide 16 - Open question

De ontwikkeling van slakken met verschillende kleuren huisjes is een
voorbeeld van evolutie.
A
Ja
B
Nee

Slide 17 - Quiz

De kleurveranderingen van de huisjes zijn het gevolg van
A
mutaties
B
aanpassingen aan de omgeving

Slide 18 - Quiz

Niet alle slakken hebben in hetzelfde milieu dezelfde overlevingskansen. We noemen dit
A
pech
B
selectief geheugen
C
natuurlijke selectie
D
milieuvervuiling

Slide 19 - Quiz

Hoe noemen we het als twee populaties van elkaar gescheiden raken door een natuurlijke oorzaak?
A
Isolatie
B
Evolutie
C
Natuurlijke selectie
D
Overlevingskans

Slide 20 - Quiz

Een kameleon kan zich aanpassen aan zijn omgeving door wat van kleur te veranderen. Dit doet de kameleon om
A
soortgenoten te versieren
B
minder op te vallen als prooi
C
minder op te vallen als jager
D
minder op te vallen als prooi en als jager

Slide 21 - Quiz

Natuurlijke selectie wordt veroorzaakt doordat alle genetische varianten dezelfde overlevingskansen hebben
A
Waar
B
Niet waar

Slide 22 - Quiz

Waarom heeft een woestijnvos grotere oren dan andere soorten vossen?
A
dan kan de vos beter horen
B
dan kan de vos beter afkoelen
C
dan kan de vos beter rennen
D
dan kan de vos zich beter camoufleren

Slide 23 - Quiz

stelling 1 - Natuurlijke selectie is dat soorten die zich het beste aanpassen aan de omstandigheden de beste overlevingskans hebben.
Stelling 2 - Een goed voorbeeld van evolutie zijn mensen die in koude gebieden wonen dikke jassen dragen.
A
1 is goed
B
1 en 2 zijn goed
C
2 is goed
D
1 en 2 zijn beide fout

Slide 24 - Quiz

Deze muizen worden opgejaagd door een valk. Welke muis heeft de grootste overlevingskans?
A
lichtbruin (links)
B
zwart (rechts)

Slide 25 - Quiz

Wanneer leefde de eerste mensachtigen / neanderthaler (Homo neanderthalensis) volgens de evolutie?
A
30.000 jaar
B
200.000 jaar
C
750.000 jaar
D
1 miljoen jaar

Slide 26 - Quiz

In de afbeelding zie je een skelet en versteende afdruk van een zee-egel. Is het skelet een fossiel? En zijn de versteende afdrukken fossielen?
A
alleen het skelet is een fossiel
B
alleen de versteende afdruk is een fossiel.
C
beide zijn fossielen
D
geen van beide zijn fossielen

Slide 27 - Quiz

Wat is geen ideale omstandigheid voor het ontstaan van een fossiel?
A
Aardverschuivingen
B
Vulkanisme
C
Warmte
D
Zeebodem

Slide 28 - Quiz

Wie legde als eerste het loodje na de meteorietinslag aan het einde van het krijttijdperk?
A
planteneters
B
vleeseters
C
insecten
D
gewervelden

Slide 29 - Quiz

Uit fossielen is te halen hoe soorten in de geschiedenis zijn ..................
A
Ontstaan
B
Veranderd
C
Verdwenen (uitgestorven)
D
A, B en C

Slide 30 - Quiz

Noteer 2 voorbeelden van levende fossielen.

Slide 31 - Open question

Enkele organen zijn:
1 de pootresten van een reuzenslang;
2 de staartwervels van een mens;
3 de vleugels van een vleermuis (zie afbeelding).

Welk orgaan is, of welke organen zijn rudimentair?

A
geen van deze organen
B
1 en 2
C
2 en 3
D
1, 2 en 3

Slide 32 - Quiz

Mensen hebben rudimentaire organen. Welk van de volgende organen is rudimentair?
A
Galblaas
B
Blinde darm
C
Endeldarm
D
Lever

Slide 33 - Quiz

De geschiedenis van het leven op aarde wordt verdeeld in tijdperken. De tijdperken worden verder onderverdeeld in perioden.
A
juist
B
onjuist

Slide 34 - Quiz

Sommige soorten behoren niet tot dezelfde soort, maar zijn wel verwant aan elkaar. Ze hebben een gemeenschappelijke voorouder. Welke argumenten duiden op verwantschap tussen verschillende soorten?
A
Overeenkomst in de bouw van organen
B
Overeenkomsten in de bouw van cellen en de samenstelling van stoffen in cellen
C
Rudimentaire organen
D
A, B en C

Slide 35 - Quiz

Het Carboon lag in de geologische tijdschaal tussen ...
A
het Perm en Trias
B
het Trias en Jura
C
het Devoon en Perm
D
het Siluur en Devoon

Slide 36 - Quiz

in welke periode kwamen de eerste dieren en planten aan land?
A
devoon
B
cambrium
C
perm
D
carboon

Slide 37 - Quiz

Waren er in het Devoon meer
soorten landdieren, dan nu?
A
ja
B
nee
C
aan deze afbeelding niet te zien.

Slide 38 - Quiz

De gemeenschappelijke voorouder van de bedektzadigen en de naaktzadigen leefde tijdens het:
A
Siluur
B
Devoon
C
Carboon
D
Perm

Slide 39 - Quiz

tijdens welke periode leefden er dinosaurussen op aarde?
A
devoon
B
jura
C
trias
D
krijt

Slide 40 - Quiz

In welke periode was, volgens de afbeelding, het grootste aantal soorten amfibieën
aanwezig?

A
het Carboon
B
het Devoon
C
het Neozoïcum

Slide 41 - Quiz

Ik kan vertellen hoe het leven op aarde is ontstaan en is veranderd
Ja, met veel details
ja, in grote lijnen
nee, ik heb nog veel vragen
nee, ik heb niet opgelet

Slide 42 - Poll

Wat is evolutie
A
Ontstaan of verandering van levensvormen op aarde in een korte tijd
B
Ontstaan of verandering van levensvormen op aarde in een lange tijd
C
Ontstaan of verandering van planten op aarde in een korte tijd
D
Ontstaan of verandering van dieren op aarde in een lange tijd

Slide 43 - Quiz

Geef een verklaring waarom een poolvos een andere vacht heeft dan een woestijnvos.

Slide 44 - Open question

Wat vind je van deze werkvorm?
😒🙁😐🙂😃

Slide 45 - Poll

aan de slag!
Maak voor volgende week maandag:
BS 2 opgave 11 t/m 19
BS 3 opgave 20 t/ 28
BS 4 opgave 29 t/m 37 (woensdag korte uitleg over tijdbalk)
Volgende week maandag bespreken we BS 1, daarna gaan we verder met BS 5, 6, 7 en 8.

Slide 46 - Slide