This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 50 min
Items in this lesson
Lesplanning
1.Leerdoelen
2. Terugblik
3. Herhaling uitleg
4. Kennis quiz
5. Lesafsluiting
Slide 1 - Slide
Leerdoelen Lezen 3.3
- Je kan overtuigende en informatieve teksten lezen
- Je kan onderscheid tussen hoofd- en bijzaken maken
- Je kan relaties tussen en binnen teksten evalueren en beoordelen
- Je kan een tekst beknopt samenvatten
Slide 2 - Slide
Kritisch lezen
(bron: lesmethode Talent)
Slide 3 - Slide
Kritisch lezen
(bron: lesmethode Talent)
Slide 4 - Slide
Kritisch lezen
(bron: lesmethode Talent)
Slide 5 - Slide
Het doel van kritisch lezen is.
A
Belangrijke stof onthouden
B
Structuur onderscheiden
C
Klopt het wat ik lees?
D
Hoofdzaken/bijzaken onderscheiden
Slide 6 - Quiz
Wat is kritisch lezen?
A
Bij kritisch lezen geef je kritiek op de tekst.
B
Bij kritisch lezen, lees je alleen de bron.
C
Bij kritisch lezen wil je de hele tekst begrijpen.
D
Bij kritisch lezen bekijk je of de tekst betrouwbaar is.
Slide 7 - Quiz
Wat is een signaalwoord voor oorzaak - gevolg
A
maar
B
kortom
C
ook
D
doordat
Slide 8 - Quiz
Welk signaalwoord hoort bij:
Oorzaak - Gevolg
A
neem nou
B
eerst
C
bovendien
D
daardoor
Slide 9 - Quiz
In welk antwoord lees je een oorzaak-gevolg?
A
Mijn oom kwam in een lange file terecht. Daardoor kwam hij te laat op zijn werk en miste hij een belangrijke afspraak.
B
Het lijkt me niet verstandig die cd nieuw te kopen.Je zou bijvoorbeeld eens op Marktplaats kunnen kijken, waar ontzettend veel cd’s voor heel lage prijzen worden aangeboden.
C
Evert is een ontzettend avontuurlijke vent. Zijn vriend daarentegen is een enorme huismus die er geen behoefte aan heeft bijzondere dingen te beleven.
D
Jeremy wilde niet naar de dierentuin, Jorrit wilde niet naar het bos en Anke wilde niet naar het strand. Kortom, we konden het niet eens worden over wat we gingen doen.
Slide 10 - Quiz
signaalwoorden oorzaak gevolg zijn
A
maar, echter
B
doordat, daardoor, als gevolg van
C
ten eerste, verder, ook
Slide 11 - Quiz
Wat is een oorzaak-gevolg-verband?
A
Er gebeurt iets waar je geen invloed op hebt.
B
Je kiest voor een bepaald gevolg.
C
Voordat je iets krijgt, moet je eerst ergens aan voldoen.
D
Je hebt iets ergs meegemaakt.
Slide 12 - Quiz
Soms geeft de docent op vrijdag huiswerk voor maandag, waardoor mijn weekend verpest wordt.
A
Oorzaak-gevolg
B
Doel-middel
Slide 13 - Quiz
Welk tekstverband herken je? Door een goede concentratie, kun je sneller je werk afmaken.
A
tijdsvolgorde
B
voorwaarde
C
doel-middel
Slide 14 - Quiz
Welk signaalwoord geeft een DOEL - MIDDEL aan?
A
Ten eerste
B
hierdoor
C
waarmee
Slide 15 - Quiz
Bij welk tekstverband hoort het signaalwoord 'door middel van'?
A
doel-middel
B
oorzaak-gevolg
Slide 16 - Quiz
Wat wordt bedoeld met de lay-out?
A
de uitleg van de tekst
B
de afbeelding bij de tekst
C
de opmaak van de tekst
Slide 17 - Quiz
Wat hoort bij opmaak van de tekst?
A
lettergrootte
B
onderwerp van de tekst
Slide 18 - Quiz
Met 'beeld en opmaak' bij een tekst bedoelen we:
A
Het gebruik van plaatjes bij de tekst
B
Gebruik van verschillende letters en kleur
C
inleiding, kern en slot van een tekst
D
De verdeling van de tekst over de bladzijde
Slide 19 - Quiz
Gebruik je in het maken van een samenvatting hoofdzaken en bijzaken of alleen hoofdzaken
A
hoofdzaken en bijzaken
B
hoofdzaken
C
bijzaken
Slide 20 - Quiz
Hoofd- en bijzaken. Wat is een hoofdzaak eigenlijk?
A
Hoofdzaken geven de belangrijke informatie over het onderwerp van de tekst.
B
Hoofdzaken geven minder belangrijke informatie.
C
Hoofdzaken maken de tekst iets duidelijker
D
Hoofd- en bijzaken bestaan niet.
Slide 21 - Quiz
1. Hoofdzaken staan meestal alleen in het begin van een tekst. 2. Bijzaken helpen je de hoofdzaken te begrijpen.