Brugklas - herhaling grammar unit 1+2

Herhaling grammar unit 1+2
New Interface 1HV

Pak je schrift erbij en schrijf op welke onderwerpen je nog lastig vindt.
1 / 29
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Herhaling grammar unit 1+2
New Interface 1HV

Pak je schrift erbij en schrijf op welke onderwerpen je nog lastig vindt.

Slide 1 - Slide

Hoe noemen wij de "personal pronouns" in het Nederlands?

Slide 2 - Open question

Geef voorbeelden van personal pronouns:

Slide 3 - Mind map

Wat betekent het werkwoord "to be"?

Slide 4 - Open question

Welke vormen heeft het werkwoord "to be"?

Slide 5 - Mind map

Welke vertalingen van het lidwoord "een" ken je in het Engels?

Slide 6 - Open question

Wanneer gebruik je het lidwoord "a"?

Slide 7 - Open question

Wanneer gebruik je het lidwoord "an"?

Slide 8 - Open question

Welke aanwijzende voornaamwoorden ken je in het Engels?

Slide 9 - Mind map

Hoe schrijf je 25 voluit in het Engels?

Slide 10 - Open question

Hoe schrijf je 18 voluit in het Engels?

Slide 11 - Open question

Schrijf voluit in het Engels:
Het is negen uur.

Slide 12 - Open question

Schrijf voluit in het Engels:
Het is kwart voor een.

Slide 13 - Open question

Waar moet je aan denken als je de dagen en maanden in het Engels schrijft?

Slide 14 - Open question

Als je rangtelwoorden in het Engels (bijvoorbeeld 1e) verkort op wil schrijven, welke letters komen dan achter het cijfer?

Slide 15 - Open question

Schrijf voluit in het Engels:
dinsdag twee mei

Slide 16 - Open question

Hoe zeg je in het Engels:
Ik heb een pen.

Slide 17 - Open question

Hoe zeg je in het Engels:
Hij heeft een antwoord.

Slide 18 - Open question

Wat is het meervoud van "radio"?

Slide 19 - Open question

Wat is het meervoud van "woman"?

Slide 20 - Open question

Hoe zeg je in het Engels:
Ik kan haar niet helpen.

Slide 21 - Open question

Hoe noemen we de present simple in het Nederlands?

Slide 22 - Open question

Als je de juiste vorm van het werkwoord in moet vullen in de present simple, waar moet je dan uit kiezen?

Slide 23 - Open question

Wanneer kreeg je ook al weer werkwoord+s?

Slide 24 - Open question

Vul de juiste vorm van het werkwoord in:
I ... (play) hockey every week.

Slide 25 - Open question

Vul de juiste vorm van het werkwoord in:
He ... (work) in an office.

Slide 26 - Open question

Vul de juiste vorm van het werkwoord in:
John ... (go) to school every day.

Slide 27 - Open question

Ik denk dat ik de grammar goed genoeg ken voor de toetsweek.
ja
nee
bijna

Slide 28 - Poll

Ik vond dit een nuttige les.
ja
nee

Slide 29 - Poll