H1o Paragraaf 2 "zure en basische oplossingen"

1 / 36
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 4

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
  • Je kunt voorbeelden benoemen van zure en basische oplossingen in het dagelijkse gebruik. 
  • Je kunt een aantal indicatoren benoemen waarmee kan worden nagegaan of een oplossing zuur, basisch of neutraal is. 
  • Je kunt de mate van zuur of basisch zijn van een oplossing aanduiden met de pH-schaal. 
  • Je kunt met universeel indicatorpapier de zuurgraad van een oplossing meten. 

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Slide 4 - Video

Slide 5 - Video

zuur/neutraal/base
pH 0-6: zuur
pH 6-8: neutraal (water)
pH 8-14: basisch 

pH 1 punt omlaag = 10x zo zuur

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Oplossingen

Een oplossing is een mengsel van een vloeibaar oplosmiddel met een andere stof die helder is.


We gaan nu uit van oplossingen met water als oplosmiddel.


Slide 8 - Slide

Oplossingen

We kunnen alle oplossingen verdelen in drie groepen.

  1. zuren
  2. neutrale oplossingen
  3. basen

Slide 9 - Slide

Deze kennen!

Slide 10 - Slide

Een zuur is een stof die H+ionen kan afstaan

Slide 11 - Slide

zure oplossing
we bekijken een animatie van het oplossen van een zuur in water: 
wat gebeurt er met het zuur?
welke deeltjes ontstaan?

Slide 12 - Slide

Reactieschema zuren
Bij oplossen:
zuurmolecuul --> waterstof-ion(en) + zuurrest-ion

Deze oplosvergelijking moet je kunnen geven voor:
Zoutzuur, salpeterzuur, zwavelzuur, azijnzuur 
(blz 142 tm 144)


Slide 13 - Slide

Zure oplossingen ('verdund' zuur)

Slide 14 - Slide

Oplossingen.

Kenmerk:

Een zuur is een oplossing met waterstofionen. Hierdoor reageert het zuur agressief.

Een base is juist een oplossing die waterstofionen kan "opnemen". Ook dit levert weer een agressieve reactie.

Een neutrale stof zit er tussenin en reageert dus niet agressief.

Slide 15 - Slide

pH (concentratie Waterstof)

We geven de zuurgraad aan met de pH.

de pH van 7 is neutraal, daaronder is zuur en daarboven is basisch.

Hoe verder weg van de 7 des te agressiever (sterker) is de zuur of de base.

De schaal loopt van 1 t/m 14.

Slide 16 - Slide

Aantonen van een zuur/base
  • pH meter
  • universeel indicator papier (pH papier)
  • Rood en blauw lakmoes
  • Indicatoren (Binas 36)

Slide 17 - Slide

pH
pH 1-tot 7: zuur
pH 7: neutraal (water)
pH van 7-14: basisch 

pH 1 punt omlaag = 10x zo zuur

Slide 18 - Slide

Schoonmaken

Zure schoonmaakmiddelen zijn geschikt om kalk op te lossen. (Schoonmaak azijn, antikal, zoutzuur)


Basische schoonmaakmiddelen zijn geschikt om vetten op te lossen. (Ammonia, gootsteenontstopper, soda)

Slide 19 - Slide

Zuren

Je moet een paar zuren bij naam en formule kennen:

Zoutzuur (HCl)

Zwavelzuur (H2SO4)

Salpeterzuur (HNO3)

Koolzuur (H2CO3)

Azijnzuur (HAc)


Slide 20 - Slide

"de eigenschappen van basen"

Slide 21 - Slide

Leerdoelen
  • Je kunt een aantal basen benoemen.
  • Je kunt benoemen dat een base een stof is die een H+ ion kan binden.
  • Je kunt van een aantal basische oplossingen de naam en formule geven van de deeltjes die daarin voorkomen.
  • Je kunt het verband beschrijven tussen pH en de concentratie H+ en OH- ionen.
  • Je kunt eigenschappen en toepassingen van basische oplossingen benoemen.

Slide 22 - Slide

Welke stof is een zuur?

A
azijn
B
soda
C
gootsteenontstopper
D
water

Slide 23 - Quiz

Met een zuur schoonmaakmiddel kan ik?
A
vet verwijderen
B
de vaat wassen
C
ramen lappen
D
kalk verwijderen

Slide 24 - Quiz

Hoe maak je een zuur?
A
Een zout verhitten .
B
Een zout verhitten en dan water toevoegen?
C
Een zout verhitten, het gas opvangen en daar water aan toe voegen.
D
Een zout verhitten en water toevoegen.

Slide 25 - Quiz

Welk van de onderstaande schoonmaakmiddelen is een zuur schoonmaakmiddel?
A
Groene zeep
B
Ammonia
C
Gootsteenontstopper
D
wc ontkalker

Slide 26 - Quiz

Welke pH hebben zuren?
A
0-7
B
7
C
7-14

Slide 27 - Quiz

Zuren zijn
A
metalen
B
moleculaire stoffen
C
zouten

Slide 28 - Quiz

Wat is de zuurgraad (pH) van water
A
0
B
7
C
10
D
14

Slide 29 - Quiz

Een base kan H+ ionen binden

Zuren splitsen H+ ionen af

Slide 30 - Slide

Drie eigenschappen van basen

  1. Smaken zeepachtig 
  2. lossen vetachtig vuil op
  3. pH>7

Slide 31 - Slide

3 basische ionen en een molecuul
O2- (alle ionaire oxides dus, bv BaO)
CO32- (alle carbonaten, bv CaCO3)
OH- (alle hydroxiden, bv NaOH)
NH3 (g) (ammoniak)

Slide 32 - Slide

3 bekende basische oplossingen
natronloog:  NaOH (s) --> Na+ (aq) + OH(aq)
kalkwater:  Ca(OH)2 (s) -->  Ca2+ (aq) + 2 OH- (aq)
ammonia: NH3 (aq)

Slide 33 - Slide

Eigenschappen basische oplossing
  • Hoe meer OH- hoe hoger de pH 
  • Bij verdunnen nooit lager dan pH=7

Slide 34 - Slide

Kan je:
  • Een aantal basen benoemen.
  • Benoemen dat een base een stof is die een H+ ion kan binden.
  • Van een aantal basische oplossingen de naam en formule geven van de deeltjes die daarin voorkomen.
  • Het verband beschrijven tussen pH en de concentratie H+ en OH- ionen.
  • Eigenschappen en toepassingen van basische oplossingen benoemen.

Slide 35 - Slide

Indien je op het vorige ja kunt antwoorden

Slide 36 - Slide