Je hebt een arbeidsovereenkomst gesloten.
Pinnen bij een geldautomaat.
Iets gekocht in een winkel of online.
Een cadeautje krijgen of schenken.
Iets geruild met een vriendje of vriendinnetje. (voetbalplaatjes e.d.)
Iets geleend van broer, zus of vriend(in).