Incongruentie:
1: 77 procent van de Nederlanders
vindt …
2: Antibiotica zijn geschikt …
In zin 3 en 4 klopt de woordvolgorde niet. Het moet zijn:
3: Op de fiets ben ik naar school een halfuur onderweg, maar ik ben op de scooter/ op de scooter ben ik maar tien minuten kwijt.
4: Eerst maakt Mary haar huiswerk en ze gaat daarna/daarna gaat ze met Lisa naar de stad.