(1) Herhaling woordsoorten brugklas

woordsoorten
werkwoord, lidwoord, zelfstandig naamwoord, bijvoeglijk naamwoord, voorzetsel
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

woordsoorten
werkwoord, lidwoord, zelfstandig naamwoord, bijvoeglijk naamwoord, voorzetsel

Slide 1 - Slide

Welke woordsoorten ken jij al?

Slide 2 - Open question


Kies de juiste woordsoort.
Je moet ook nooit cola drinken bij de computer.
A
Zelfstandig naamwoord (zn)
B
Voorzetsel (vz)
C
Bijvoeglijk naamwoord (bn)

Slide 3 - Quiz

De, het ('t) en een ('n) zijn:
werkwoorden
lidwoorden
bijvoeglijke naamwoorden
zelfstandige naamwoorden

Slide 4 - Drag question


Kies de juiste woordsoort.
Ik fiets nog snel even naar de winkel.
A
Bepaald lidwoord (blw)
B
Onbepaald lidwoord (olw)

Slide 5 - Quiz

Woorden die zeggen wat iets of iemand doet, zijn:
voorzetsels
bijvoeglijke naamwoorden
werkwoorden
zelfstandige naamwoorden

Slide 6 - Drag question


Een werkwoord kun je vervoegen.

A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quiz

Welke bepaalde lidwoorden zijn er?

Slide 8 - Open question

Hoe kun je een zelfstandig naamwoord herkennen?

Slide 9 - Open question


Kies de juiste woordsoort.
Gelukkig mag ik straks weer naar huis.  
A
Werkwoord (ww)
B
Zelfstandig naamwoord (zn)
C
Lidwoord (bn)
D
Voorzetsel (vz)

Slide 10 - Quiz


Een zelfstandig naamwoord is een woord voor een....
A
Mens en dier
B
Alle antwoorden zijn goed
C
Ding en gevoel
D
Plant

Slide 11 - Quiz


Bijvoeglijk naamwoord
Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord.

Je weet door een bijvoeglijk naamwoord meer over het zelfstandig naamwoord.


Slide 12 - Slide

Bijvoeglijk naamwoord
Bij het bijvoeglijk naamwoord hoort ook
het stoffelijk bijvoeglijk naamwoord.

Het bijvoeglijk naamwoord is dan 
gemaakt van een stof of materiaal.

Gouden, houten, stoffen, zilveren, etc.


Slide 13 - Slide

Een bijvoeglijk naamwoord kan vóór of achter het zelfstandig                                naamwoord staan.


Slide 14 - Slide

Bijvoeglijk naamwoord





Bedenk bij ieder object een bijvoeglijk naamwoord 

Slide 15 - Slide

Aan de slag!
Maak alle opdrachten bij Cursus 5 Grammatica,
paragraaf 5 (bijvoeglijk naamwoord)

Slide 16 - Slide