What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Week 47 woordsoorten
Week 47
Taal doelstellingen halen en in oefenen:
Ik kan werkwoorden herkennen.
Ik kan lidwoorden en zelfstandige naamwoorden herkennen.
Ik kan bijvoeglijke naamwoorden herkennen.
Ik kan voorzetsels herkennen en gebruiken.
Maken grammatica oefeningen Grammatica Woordsoorten § 1,2 3
Bestudeer Handig ( blz 279 & 280 ) onderdeel 6 & 7
par 1 Woordenschat Over gezondheid oefeningen maken
1 / 37
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 1
This lesson contains
37 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Lesson duration is:
45 min
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Week 47
Taal doelstellingen halen en in oefenen:
Ik kan werkwoorden herkennen.
Ik kan lidwoorden en zelfstandige naamwoorden herkennen.
Ik kan bijvoeglijke naamwoorden herkennen.
Ik kan voorzetsels herkennen en gebruiken.
Maken grammatica oefeningen Grammatica Woordsoorten § 1,2 3
Bestudeer Handig ( blz 279 & 280 ) onderdeel 6 & 7
par 1 Woordenschat Over gezondheid oefeningen maken
Slide 1 - Slide
Wat gaan we doen?
Boek blz. 279
Wat gaan we doen?
Hoe kun je zinsdelen vinden?
Hoe kun je woordsoorten herkennen? Blz. 280
Welke woordsoorten ken je al?
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Zelfstandig naamwoord noemt een mens, dier, plant, ding of een begrip.
- Voor een zelfstandig naamwoord kun je een lidwoord zetten (de, het of een).
- Een zelfstandig naamwoord kun je MEESTAL in het meervoud zetten.
- Van een zelfstandig naamwoord kun je vaak een verkleinwoord maken.
- Tot de zelfstandig naamwoorden behoren ook de eigennamen.
Slide 4 - Slide
Het lidwoord
De, het en een zijn lidwoorden.
- Lidwoorden staan altijd voor een zelfstandig naamwoord.
-
Een
is een
onbepaald lidwoord
.
-
De
en
het
zijn
bepaalde lidwoorden
.
Slide 5 - Slide
Het werkwoord...
...drukt een handeling, een situatie of een gebeurtenis uit.
- Het hele werkwoord heet ook wel
infinitief
.
Een werkwoord kun je aanpassen:
- aan de persoon die iets doet;
- aan de tijd.
Dit noem je
vervoegen.
Slide 6 - Slide
Lid
woorden
De
(bepaald lidwoord)
Het
(bepaald lidwoord)
Een
(onbepaald lidwoord)
De
vader en
het
kind zitten in
een
vliegtuig.
Slide 7 - Slide
Zelfstandig naam
woorden
Een zelfstandig
naamwoord
verwijst
naar
een
mens, dier, plant, begrip
of
eigennaam.
Kenmerken
:
Meestal staat er een lidwoord voor.
Meestal kun je er een meervoud van maken.
Meestal kun je er een verkleinwoord van maken.
Slide 8 - Slide
Bijvoeglijk naamwoord
Het bijvoeglijk naamwoord
voegt
iets
bij
aan het
zelfstandig
naamwoord:
De auto - De
grijze
auto - De
kleine, grijze
auto - De
kleine, vieze, grijze
auto- De
kleine, vieze, oude, grijze
auto
Slide 9 - Slide
in, onder, voor, aan, van, boven, onder,,,,,
Tijdens, gedurende, naar, na, bij...
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
Persoonlijk voornaamwoord
Ook als
meewerkend:
Ik geef aan
jou/hem/haar/jullie
.
Of als
lijdend voorwerp
(wie of wat + onderwerp +gezegde)
Ik zie
hen
zwaaien.
Slide 13 - Slide
Aanwijzend voornaamwoord
DIE en DEZE
(wijst naar 'de' woorden)
DIT en DAT
(wijst naar 'het'woorden
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Slide
Kies de juiste woordsoort.
Je moet ook nooit
cola
drinken bij de computer.
A
Zelfstandig naamwoord (zn)
B
Voorzetsel (vz)
C
Bijvoeglijk naamwoord (bn)
D
Lidwoord (lw)
Slide 16 - Quiz
Kies de juiste woordsoort.
Ik fiets nog snel even naar
de
winkel.
A
Bepaald lidwoord (blw)
B
Onbepaald lidwoord (olw)
Slide 17 - Quiz
Kies de juiste woordsoort.
Gisteravond heb ik een film
gekeken
.
A
Werkwoord (ww)
B
Zelfstandig naamwoord (znw)
C
Bijvoeglijk naamwoord (bn)
Slide 18 - Quiz
Welke bepaalde lidwoorden zijn er?
Slide 19 - Open question
Kies de juiste woordsoort.
Gelukkig mag ik straks weer naar
huis
.
A
Werkwoord (ww)
B
Zelfstandig naamwoord (zn)
C
Bijvoeglijk naamwoord (bn)
D
Voorzetsel (vz)
Slide 20 - Quiz
Noteer de/het zelfstandig naamwoord(en) (zn)
Ons nieuwe huis is mooi en groot.
Slide 21 - Open question
Ik zoek de
betekenis
van het woord straks even op.
A
Werkwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Bijvoeglijke naamwoord
D
Lidwoord
Slide 22 - Quiz
Hoeveel zelfstandig naamwoorden (zn) staan er in onderstaande zin?
Jip en Janneke hebben een hond die Takkie heet.
Slide 23 - Open question
Kies de juiste woordsoort.
Ik
heb
veel nagedacht.
A
Zelfstandig werkwoord (zww)
B
Hulpwerkwoord (hww)
Slide 24 - Quiz
Hoeveel voorzetsels staan er in onderstaande zin?
Na de gymles op school kleden de leerlingen zich altijd snel om.
Slide 25 - Open question
Bepaald lidwoord
Zelfstandig naamwoord
Werkwoord
Onbepaald lidwoord
Een
het
de
denkt
spinnen
pauze
geheugen
toetje
toetsen
getekend
dans
Slide 26 - Drag question
Noteer de woordsoort van de onderstaande woorden:
1. Europeanen 2. spreekt 3. talen.
Slide 27 - Open question
Kies de juiste woordsoort.
De bakker heeft verschillende
broden
gebakken.
A
Zelfstandig naamwoord (zn)
B
Voorzetsel (vz)
C
Bijvoeglijk naamwoord (bn)
D
Werkwoord (ww)
Slide 28 - Quiz
Kies de juiste woordsoort.
Vanochtend heb ik
één
boterham gegeten.
A
Bepaald lidwoord (blw)
B
Onbepaald lidwoord (olw)
C
Geen lidwoord
Slide 29 - Quiz
Kies de juiste woordsoort.
Ik heb gisteren drie hoofdstukken in mijn boek
gelezen
!
A
Zelfstandig werkwoord (zww)
B
Hulpwerkwoord (hww)
Slide 30 - Quiz
Ik heb hele goede cijfers
op
mijn rapport!
A
Bepaald lidwoord (blw)
B
Voorzetsel (vz)
C
Zelfstandig naamwoord (zn)
D
Onbepaald lidwoord (olw)
Slide 31 - Quiz
Hoeveel lidwoorden staan er in de zin?
De jongens kochten allemaal één ijsje.
Slide 32 - Open question
Op zaterdag slaapt mijn broer altijd heel lang
uit
.
A
Wel een voorzetsel
B
Geen voorzetsel
Slide 33 - Quiz
Hoeveel zelfstandig naamwoorden (zn) staan er in onderstaande zin?
In augustus gaan mijn oom en tante altijd naar Spanje.
Slide 34 - Open question
Kies de juiste woordsoort.
Ik
heb
veel te veel gegeten.
A
Zelfstandig werkwoord (zww)
B
Hulpwerkwoord (hww)
Slide 35 - Quiz
Hoeveel voorzetsels staan er in onderstaande zin?
Voordat het feest op school begon, zocht ik mijn kleren uit.
Slide 36 - Open question
Hoeveel bijvoeglijk naamwoorden staan er in onderstaande zin?
Het grote lokaal was heel koud.
Slide 37 - Open question
More lessons like this
Woordsoorten
September 2024
- Lesson with
24 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 3
(1) Herhaling woordsoorten brugklas
January 2023
- Lesson with
28 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
Ontleden woordsoorten
October 2024
- Lesson with
26 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
3Kader Hoofdstuk 4 Taalverzorging les 2
March 2024
- Lesson with
34 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 3
1THA Woordsoorten benoemen
February 2024
- Lesson with
30 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
(1) Herhaling woordsoorten brugklas
March 2023
- Lesson with
32 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
3Kader Hoofdstuk 4 Taalverzorging les 2
November 2023
- Lesson with
34 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 3
Herhaling woordsoorten
22 days ago
- Lesson with
29 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 2