TaalCompleet A2 herhaling thema 2 - 2024

TaalCompleet A2 - thema 2
herhaling
1 / 39
next
Slide 1: Slide
NT2MBOStudiejaar 1

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

TaalCompleet A2 - thema 2
herhaling

Slide 1 - Slide

Het voltooid deelwoord

Slide 2 - Slide

Je kunt de letters 
s, f, t, k, ch en p onthouden door het woord softketchup te leren!

Slide 3 - Slide

Een aantal voorbeelden:
Werken
werken
Staat de k in 'softketchup'?

Wonen
wonen
Staat de n in 'softketchup'?

Slide 4 - Slide

We hebben vandaag hard.....
A
gewerkt
B
gewerkd
C
gewerken
D
werken

Slide 5 - Quiz

Het heeft deze week veel ..........
A
regent
B
geregend
C
geregent
D
geregenen

Slide 6 - Quiz

Hij heeft zijn hele leven in Rotterdam...........
A
wonen
B
woont
C
gewoond
D
gewoont

Slide 7 - Quiz

Ik ben dit weekend naar het strand ...............
A
fietsen
B
gefietsen
C
gefietst
D
gefietsd

Slide 8 - Quiz

bekijk de zinnen
Wij hebben in de bergen gewandeld.
Wij hebben 100 km gefietst.
We zijn naar Domburg gewandeld.
We zijn naar Middelburg gefietst.

Wat is het verschil tussen hebben en zijn?

Slide 9 - Slide

ZIJN
Staat er een richting in de zin?
Dan gebruik je ZIJN in de VVT.

Ik ben naar Frankrijk geweest.

NAAR geeft een richting aan

Slide 10 - Slide

Ik ...... gisteren aan je gedacht
A
heb
B
ben
C
hebben
D
zijn

Slide 11 - Quiz

Jij ........ veel gegeten
A
hebt
B
bent
C
hebben
D
zijn

Slide 12 - Quiz

...... jij naar school geweest?
A
heb
B
ben
C
hebben
D
zijn

Slide 13 - Quiz

.......jullie naar de film gegaan?
A
hebben
B
zijn
C
heb
D
ben

Slide 14 - Quiz

Sommige onregelmatige werkwoorden krijgen altijd zijn. Bijvoorbeeld:
zijn                  Ik ben naar Frankrijk geweest.
komen          Jullie zijn naar Nederland gekomen.
beginnen     De les is begonnen.
worden         Wij zijn ziek geworden.
gaan              Zijn jullie met het vliegtuig gegaan?
blijven           Zij zijn in Nederland gebleven.            

Slide 15 - Slide

Schrijf zinnen over het weer

Slide 16 - Mind map

Wat schrijf je op een kaart?

Slide 17 - Slide

Iemand is jarig. Wat schrijf je op de kaart?

Slide 18 - Open question

Iemand gaat trouwen. Wat schrijf je op de kaart?

Slide 19 - Open question

Iemand is ziek. Wat schrijf je op de kaart?

Slide 20 - Open question

We gaan naar school. Daar ....
A
we leren Nederlands.
B
leren we Nederlands.
C
Nederlands leren we.

Slide 21 - Quiz

Anita gaat een ei bakken. Eerst ...
A
het ei breekt ze.
B
breekt het ei ze.
C
breekt ze het ei.

Slide 22 - Quiz

Jan moet werken, maar ...
A
hij voelt zich niet goed.
B
voelt hij zich niet goed.
C
niet goed voelt hij zich.

Slide 23 - Quiz

We gaan boodschappen doen, want ...

Slide 24 - Open question

We gaan boodschappen doen. Eerst gaan we naar de Jumbo, daarna .....

Slide 25 - Open question

Wat is het meervoud?

Slide 26 - Slide

een bak - twee ..............

Slide 27 - Open question

een brief - twee ..............

Slide 28 - Open question

een kind - twee ..................

Slide 29 - Open question

een glas - twee ...............

Slide 30 - Open question

een kleed - twee ..........

Slide 31 - Open question

een winkel - twee ................

Slide 32 - Open question

Wat is het voltooid deelwoord?

Slide 33 - Slide

We hebben gisteren in de stad koffie.... (drinken)

Slide 34 - Open question

We zijn in de vakantie naar Frankrijk ....... (zijn)

Slide 35 - Open question

Ga snel zitten, de les is al .......... (beginnen).

Slide 36 - Open question

Ik heb een nieuwe jurk ......... (kopen) in de stad.

Slide 37 - Open question

Ik heb een mooi boek ..... (lezen).

Slide 38 - Open question

Ben je klaar voor de toets?
A
Ja, ik ben er klaar voor!
B
Bijna!
C
Nee, ik moet nog een beetje oefenen
D
NEEEE

Slide 39 - Quiz