WRE 1HV - Grammatica Woordsoorten - ZWW, HWW en KWW
timer
5:00
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1
This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
timer
5:00
Slide 1 - Slide
Planning
Uitleg werkwoordspelling
Zelfstandig met de oefeningen aan de slag
P L A N N I N G
Cursus 5 - Grammatica
1. Lesdoelen
2. Uitleg: ZWW, HWW en KWW
3. Samen oefenen
4. Zelfstandig werken
5. Lesdoelen checken
6. Afronden
Slide 2 - Slide
Je leert wat zelfstandige werkwoorden en hulpwerkwoorden zijn.
Je kunt zelfstandige werkwoorden en hulpwerkwoorden in een zin benoemen.
Lesdoelen
Slide 3 - Slide
Zelfstandige werkwoorden
Een werkwoord is een woord dat je kunt doen: fietsen, leren, werken, eten.Maar een werkwoord kan je ook overkomen: vallen, struikelen, krijgen.
Als we weten wat er wordt bedoeld met een bepaald werkwoord, dan noem je dat een zelfstandig werkwoord.
Slide 4 - Slide
Hulpwerkwoorden
Let op: van sommige werkwoorden hebben van zichzelf geen duidelijke betekenis: hebben, kunnen, mogen, moeten, willen, worden, zijn, zullen. Daarom 'helpen' deze woorden altijd een ander werkwoord. Dit is de reden dat we deze werkwoorden hulpwerkwoorden noemen. Vanavond zouden we pizza kunnen eten.
Slide 5 - Slide
Koppelwerkwoorden
Koppelwerkwoorden koppelen altijd een eigenschap aan het onderwerp in de zin. Ze zijn onderdeel van het naamwoordelijk gezegde (het onderwerp van de zin is of wordt iets).
We kennen de volgende koppelwerkwoorden: zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken, voorkomen.
Jullie presentatieis[heel grappig].
Olivia wordt [snel boos].
Bart blijft de hele dag op zijn kamer.
Slide 6 - Slide
Zelfstandig werkwoord of hulpwerkwoord?
Ik heb gegeten. heb = .....
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord
Slide 7 - Quiz
Zelfstandig werkwoord of hulpwerkwoord?
Ik word bekeken. bekeken = .....
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord
Slide 8 - Quiz
Zelfstandig werkwoord of hulpwerkwoord?
De politie heeft drugslabs ontmanteld. heeft = ...
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord
Slide 9 - Quiz
Hij heeft die opdracht moeten maken.
heeft
moeten
maken
hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
hulpwerkwoord
Slide 10 - Drag question
Wij hadden misschien met dat project mee kunnen doen
hadden
kunnen
meedoen
hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
hulpwerkwoord
Slide 11 - Drag question
Zij zou wel een nieuwe jas willen kopen
zou
willen
kopen
hulpwerkwoord
zelfstandig werkwoord
hulpwerkwoord
Slide 12 - Drag question
Wat is het zelfstandige werkwoord? Els wil graag een keer gaan bungeejumpen.
Slide 13 - Open question
Wat is het zelfstandig werkwoord? Op Koningsdag vieren wij in Nederland de verjaardag van de koning.
Slide 14 - Open question
Wat zijn de werkwoorden in de onderstaande zinnen? Zet erbij of het een zelfstandig werkwoord (zww) of hulpwerkwoord (hww) is.
1. We gaan buitenspelen op het veldje.
2. Het ijsje smolt in de brandende zon.
3. De prinses werd door de knappe ridder gered.
4. De bomen zijn in de herfst verkleurd.
5. De kat heeft de muis gevangen.
Opdracht
timer
5:00
Slide 15 - Slide
Aan het werk
Huiswerk voor de volgende les
Klaar?
Kiezen uit:
Wat?
Cursus 5, §6: Zelfstandig, koppel- en hulpwerkwoord. Blz. 214-216
Havo: Opdracht 1 t/m 5.
Cursus 5, §8: Zelfstandig, koppel- en hulpwerkwoord. Blz. 218-219
Vwo: opdracht 1 t/m 4
Hoe?
Zet de antwoorden in je schrift.
Na 20 minuten kijken we §6 na.
Verder oefenen in de online trainer of mini oefentoetsen maken in de online methode
of
Werk alvast verder aan Cursus 5,
§8: Persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord (blz. 218-219)
Lees het groene stukje theorie goed door voordat je aan de opdrachten begint!