This lesson contains 40 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.
Lesson duration is: 90 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
13.1
Wat gaan we leren?
1 Hoe zitten de longen in elkaar?
2 Welke ademhalingsspieren dienen voor in- en uitademen?
3 Vitale capaciteit etc.
Slide 2 - Slide
In de longen..
A
gaan zuurstof en CO2 het bloed in
B
gaan zuurstof en CO2 het bloed uit
C
gaat zuurstof het bloed in en CO2 het bloed uit
D
gaat zuurstof het bloed uit en CO2 het bloed in
Slide 3 - Quiz
Slide 4 - Slide
Slijmvlies
De binnenkant is bekleed met slijmvlies.
In het slijmvlies zitten slijmcellen die slijm maken
en trilhaarcellen met trilharen.
Slide 5 - Slide
Diffusie
Door diffusie gaat O2 door de cellen van de longblaasjes en de haarvaten naar de rode bloedcellen. Die bevatten hemoglobine, dat O2 bindt.
CO2 gaat (ook door diffusie) van het bloed naar de lucht in de longblaasjes.
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Diffusie van een stof gaat altijd...
A
van een hoge naar een lage concentratie, vanzelf
B
van een lage naar een hoge concentratie, vanzelf
C
van een hoge naar een lage concentratie, kost energie
D
van een lage naar een hoge concentratie, kost energie
Slide 8 - Quiz
Slide 9 - Slide
Longvlies en borstvlies
Deze twee vliezen 'plakken' tegen elkaar aan, doordat er vocht tussen zit. Door dat vocht kunnen ze langs elkaar schuiven. Als er lucht bij komt laat het longvlies los van het borstvlies en klapt de long helemaal in.
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Video
Welke spieren hebben welke taak?
Inademen
Uitademen
Binnenste tussenribspieren
Buitenste tussenribspieren
Midden-rif
Buikspieren
Nekspieren
Slide 12 - Drag question
Vitale capaciteit
VC (=6) is de maximale hoeveelheid lucht die je in één ademteug kan in- en uitademen. Dat meten we met een spirometer.
Slide 13 - Slide
vitale capaciteit
VC = vitale capaciteit
is de maximale lucht die je inademt
RV = "dode" lucht, blijft altijd over
Slide 14 - Slide
In de afbeelding wordt een spirogram weergegeven. Hoe groot is vitale capaciteit ongeveer?
A
0,5 L
B
1,2 L
C
2,5 L
D
5 L
Slide 15 - Quiz
Op de helft
Het ging over:
Bouw van de longen
Ademhalingsspieren
Diffusie
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Slide
Filmpje
duurt meer dan 12 minuten... ga er maar lekker voor zitten ;-)
Slide 18 - Slide
Slide 19 - Video
Waar zit het ademcentrum in de hersenen en wat is de belangrijkste prikkel voor het ademcentrum?
A
grote hersenen, concentratie O2 in bloed
B
grote hersenen, concentratie CO2 in bloed
C
hersenstam,
concentratie O2 in bloed
D
hersenstam,
concentratie CO2 in bloed
Slide 20 - Quiz
Je ziet een paar dingen gebeuren...
Valerio ging hyperventileren. De CO2 concentratie wordt dan te laag en de O2 concentratie te hoog in zijn bloed.
Dennis ademde lucht zonder zuurstof.
Hierdoor gingen zijn hersenen steeds slechter functioneren.
Toch ging hij niet steeds sneller ademen. Blijkbaar is er iets anders dan O2 dat de ademhaling beïnvloedt.
Slide 21 - Slide
Slide 22 - Slide
Als er geen zuurstof in de lucht zit, ga je niet veel sneller ademhalen. Welke stof wordt er blijkbaar gemeten in de aorta, CO2 of O2?
A
CO2
B
O2
Slide 23 - Quiz
Diffusie
Door diffusie gaat O2 door de cellen van de longblaasjes en de haarvaten naar de rode bloedcellen. Die bevatten hemoglobine, dat O2 bindt.
CO2 gaat (ook door diffusie) van het bloed naar de lucht in de longblaasjes.
Slide 24 - Slide
Gaswisseling
De diffusie van gassen in de longen heeft een hoge snelheid door:
De grote hoeveelheid longblaasjes (groot diffusieoppervlakte)
De dunne wanden van het longblaasje en het bloedvat (kleine diffusieafstand)
Het grote concentratieverschil
Slide 25 - Slide
Dode ruimte: lucht die in de luchtwegen blijft
Slide 26 - Slide
Slide 27 - Video
ASTMA
Slide 28 - Slide
Slide 29 - Slide
"Dode ruimte"
Dode ruimte: lucht die achterblijft in de luchtpijp en de neus- en mondholte. Hier kan geen gaswisseling plaatsvinden.
(Normaal gesproken: 150mL)
Bij beschadiging van de longblaasjes is daar ook dode ruimte.
Slide 30 - Slide
Bij longemfyseem versmelten de longblaasjes, je krijgt dan minder zuurstof binnen. De diffusiesnelheid gaat omlaag. Welke factor wordt vooral beïnvloed?
A
Het concentratieverschil tussen lucht en bloed
B
Het oppervlak waar de zuurstof doorheen kan
C
De afstand die zuurstof moet afleggen van lucht naar bloed
Slide 31 - Quiz
Kan door roken astma worden veroorzaakt? En COPD?
A
Alleen Astma
B
Alleen COPD
C
Beide
D
Geen van Beide
Slide 32 - Quiz
Twee ziekten van het ademhalingsstelsel zijn astma en COPD. Bij welke van deze ziekten zijn de luchtwegen steeds ontstoken?
A
alleen bij astma
B
alleen bij COPD
C
bij astma en bij COPD
D
bij geen van beiden
Slide 33 - Quiz
Twee ziekten van het ademhalingsstelsel zijn astma en COPD. Bij welke van deze ziekten versmelten in een later stadium de longblaasjes en heb je continu extra zuurstof nodid?
A
alleen bij astma
B
alleen bij COPD
C
bij astma en bij COPD
D
bij geen van beiden
Slide 34 - Quiz
Check
Heb je het begrepen en er ook nog wat van onthouden?
Maak de check vragen.
Slide 35 - Slide
Welke spieren hebben welke taak?
Inademen
Uitademen
Binnenste tussenribspieren
Buitenste tussenribspieren
Midden-rif
Buikspieren
Nekspieren
Slide 36 - Drag question
Oorzaak
daardoor:
daardoor:
Gevolg
Lucht stroomt naar buiten
Longen worden kleiner
Borstholte wordt kleiner
Middenrif ontspant
Slide 37 - Drag question
Oorzaak
daardoor
daardoor
Gevolg
Lucht stroomt naar binnen
Longen worden groter
Borstholte wordt groter
Middenrif spant aan
Slide 38 - Drag question
Bij welke longaandoening worden de luchtwegen nauwer, door samentrekkende spiertjes in luchtpijptakjes?