- Tussen 5000 en 4000 voor Chr. ontstond er akkerbouw en veeteelt in Egypte. De Egyptenaren hadden hun eerste 'steden' gebouwt rondom de Nijl. Die was erg belangrijk voor de oude egypte naren, dit omdat het water en voedsel gaf. Rond om de Nijl was niets meer dan alleen woestijn. Wanneer de Nijl overstroomde liet het een vruchtbare slib achter. In die slip konden ze dan producten gaan verbouwen.
- Doordat de mensen hadden geleerd hoe je producten kan verbouwen, was de zoektocht naar eten gestaakt. De mensen hoefden niet langer rondtetrekken en konden nu op één plek blijven en zo ontstonden de eerste dorpen. Dit noemen we een landbouwsamenleving.
- Op een gegeven moment ging het verbouwen van gewassen zo goed, dat niet iedereen meer boer hoefte te zijn. Er vond specialisatie plaats. Zo ontstonden er beroepen zoals timmerman en bijvoorbeeld een smid.
- De Egyptenaren leerde de Nijl te beheersen met dammen, dijken en sloten. Ze zorgde ervoor dat het water niet direct wegstroomde als het waterpeil begon te zakken. Het vruchtbare slib had zo de tijd om zich op de bodem vast te zetten. Deze beheersing van de Nijl noemen we de waterhuishouding. Om de waterhuishouding goed te regelen was er samenwerking tussen verschillende dorpen nodig. Sommige dorpen veroverde het grondgebeid van andere. Zo ontstonden er grote gebieden geleid door een koning.