This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Slide 5 - Slide
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
Slide 14 - Slide
Slide 15 - Slide
De spanning in een serie-schakeling
A
Is overal gelijk
B
Verdeelt zich
Slide 16 - Quiz
7. Wat voor schakelingen zijn dit?
A
A = parallelschakeling
B = serieschakeling,
B
A = serieschakeling
B = parallelschakeling
C
A & B zijn serieschakelingen
D
A & B zijn parallelschakelingen
Slide 17 - Quiz
Hoe heet het soort schakeling wat hiernaast afgebeeld staat?
A
Serieschakeling
B
Parallelschakeling
C
Wisselschakeling
Slide 18 - Quiz
Vraag 8: Als je twee batterijen in serie wilt schakelen, moet je ze ...
A
met de minpolen tegen elkaar leggen
B
met de pluspool tegen de minpool leggen
C
met de pluspolen tegen elkaar leggen
Slide 19 - Quiz
Hoe heet dit type schakeling?
A
Hybrideschakeling
B
Serieschakeling
C
Parallelschakeling
D
Wisselschakeling
Slide 20 - Quiz
In schakelschema’s gebruik je symbolen om overzichtelijke tekeningen te maken. Hiernaast zie je vijf symbolen. Welk symbool gebruik je voor een spanningsmeter?
A
2
B
3
C
4
D
5
Slide 21 - Quiz
Brandt de lamp in de wisselschakeling?
A
JA
B
NEE
Slide 22 - Quiz
Welke schakeling zie je hier?
A
Parallel
B
Serie
Slide 23 - Quiz
Wat voor schakeling zie je hier?
A
Serieschakeling
B
Parallelschakeling
Slide 24 - Quiz
In het figuur hiernaast zie je twee schakelingen. Welke uitspraak over deze schakelingen is waar?
A
Het zijn allebei parallelschakelingen.
B
Het zijn allebei serieschakelingen.
C
Schakeling 1 is een parallelschakeling en schakeling 2 is een serieschakeling.
D
Schakeling 1 is een serieschakeling en schakeling 2 is een parallelschakeling.