Een vraag, drie mogelijke antwoorden

Een vraag, drie mogelijke antwoorden
1 / 27
next
Slide 1: Slide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Een vraag, drie mogelijke antwoorden

Slide 1 - Slide

Opdracht
De benodigde tekst vind je op het geprinte papier

Op het scherm verschijnt een vraag met drie mogelijke antwoorden, welke is de beste keuze?

Slide 2 - Slide

Opdrachten "speelgoedauto"

Slide 3 - Slide

Een geschikte katalysator (regel 4) bevat het element dat staat in groep 10 en periode 6 van het periodiek systeem.
Geef de naam van dit element.
A
Pt
B
Platina
C
Paladium

Slide 4 - Quiz

Welk soort deeltjes in de zoutoplossing maakt de elektrische
stroomgeleiding mogelijk?
A
het zout zelf omdat het uit ionen bestaat
B
de ionen want deze hebben een ladig
C
de ionen omdat deze los komen van elkaar

Slide 5 - Quiz

Eén druppel zoutoplossing bevat 0,05 gram water.
Bereken hoeveel gram magnesium kan reageren nadat de batterij met zoutoplossing is aangevuld (regels 4 en 5). Neem aan dat de batterij voldoende magnesium bevat.
A
0,07 gram
B
0,40 gram
C
0,4 gram

Slide 6 - Quiz

De batterij kan na gebruik opnieuw gevuld worden met zoutoplossing,
waarna het autootje weer 30 minuten kan rijden. Bij het aanvullen van de
batterij hoeft geen katalysator te worden aangevuld.
Geef aan waarom de katalysator niet hoeft te worden aangevuld.
A
een katalysator gaat nooit op en kan gebruikt blijven worden
B
een katalysator doet niet mee aan de reactie
C
een katalysator versnelt de reactie alleen

Slide 7 - Quiz

Opdrachten "koper uit malachiet"

Slide 8 - Slide

Malachiet is opgebouwd uit koper(II)ionen en twee verschillende soorten negatieve ionen.
Geef de namen van deze twee soorten negatieve ionen.
A
oxide ionen en hydroxide ionen
B
carbonaat ionen en hydroxide ionen
C
carbonaat ionen en oxide ionen

Slide 9 - Quiz

Leg uit welke soort reactie het is (reactie 1)
A
een ontleding want er is geen zuurstof betrokken
B
een ontleding want atomen vallen uit elkaar
C
een ontleding want het is één begin stof

Slide 10 - Quiz

Geef de naam van de stof die op de plek van Y moet in het blokschema
A
koperoxide
B
CuO
C
koper(II)oxide

Slide 11 - Quiz

Opdrachten 'flaspapier'

Slide 12 - Slide

Uit welk soort deeltjes bestaat een oplossing van zwavelzuur?
A
moleculen
B
atomen
C
ionen

Slide 13 - Quiz

Waarom kan natriumcarbonaat gebruikt worden om het zuur te neutraliseren?
A
carbonaat reageert als base
B
natrium reageert als base
C
natriumcarbonaat reageert als base

Slide 14 - Quiz

Opdracht 'Fehlingsreagens'

Slide 15 - Slide

Geef de naam van het positieve ion dat de blauwe kleur van Fehlingsreagens veroorzaakt.
A
kalium
B
koper
C
Cu 2+

Slide 16 - Quiz

Kaliumnatriumtartraat bestaat uit kaliumionen, natriumionen en tartraationen in de verhouding 1 : 1 : 1.
Wat is de lading van het tartraation?
A
2-
B
1-
C
2+

Slide 17 - Quiz

Geef de naam van het neerslag dat gevormd zou worden uit de reactie
van koper(II)sulfaat met opgelost natriumhydroxide.
A
koper(II)hydroxide
B
koperhydroxide
C
Cu(OH)2

Slide 18 - Quiz

Bij het aantonen van de suikers met behulp van Fehlingsreagens vindt
een chemische reactie plaats. Waaraan kun je zien dat het een chemische reactie is?
A
de fase veranderd
B
de kleur veranderd
C
het reagens reageert en zie je niet meer

Slide 19 - Quiz

Opdracht 'glas'

Slide 20 - Slide

In ruimte II gedragen de deeltjes zich anders en gebeurt er iets met de afstand tussen de moleculen.
A
de afstand neemt af omdat de reactie stopt
B
de afstand neemt toe omdat er minder stoffen zijn
C
de afstand neemt af omdat de stoffen afkoelen

Slide 21 - Quiz

Het glas blijft op het tin drijven (ruimte III). Dit komt doordat:
A
glas een kleinere dichtheid heeft dan tin
B
glas een grotere dichtheid heeft dan tin
C
glas minder weegt dan tin

Slide 22 - Quiz

Waaraan kun je zien dat de temperatuur waarbij glas stolt hoger is dan het smeltpunt van tin?
A
Tin blijft vloeibaar dus de temperatuur is hoog genoeg om gesmolten te blijven
B
Tin wordt pas vast in kamer IV
C
Kun je in je binas vinden

Slide 23 - Quiz

Opdracht 'stikstofoxiden'

Slide 24 - Slide

Wat is de rationele naam van N2O3?
A
stikstofoxide
B
stikstofdi trioxide
C
distikstoftrioxide

Slide 25 - Quiz

Geef aan waarom stikstof en zuurstof in de lucht onder normale
omstandigheden niet met elkaar reageren.
A
de concentraties van stikstof en zuurstof zijn te laag
B
de ontbrandingstemperatuur van de lucht is te laag
C
De temperatuur van de lucht is te laag

Slide 26 - Quiz

In de regels 5 en 6 staat dat stikstofoxiden "reageren met zonlicht".
Leg uit dat deze bewering chemisch onjuist is
A
zonlicht is geen stof
B
het is geen ontleding
C
zonlicht kan niet reageren

Slide 27 - Quiz